De laatste uitspraak van Gautama de Boeddha aan zijn discipelen was: ‘Wees een licht voor jezelf.’
Ze huilden en weenden, natuurlijk – de meester ging weg en ze hadden bijna veertig jaar met de meester geleefd; een paar oudere discipelen hadden al die tijd met hem geleefd.
Deze veertig jaren waren van enorme vreugde, van geweldige ervaringen. Deze veertig jaren waren de mooiste tijd geweest die menselijkerwijs mogelijk was. Deze veertig jaren waren dagen van paradijs op aarde geweest. En nu ging de meester weg! Vanzelfsprekend begonnen ze te huilen en te wenen.
Boeddha opende zijn ogen en zei: ‘Hou op met huilen en wenen! Hebben jullie nog niet naar me geluisterd? Waarom huilen jullie?’
Zijn voornaamste leerling, Ananda, zei: ‘Omdat je weggaat, omdat ons licht weggaat. We zien, we voelen duisternis op ons neerdalen. Ik ben nog niet verlicht en jij gaat weg. Als ik niet verlicht kon worden toen jij nog leefde, wat voor hoop rest mij nu jij er niet meer bent? Ik ben in diepe wanhoop, mijn angst is niet te overzien, ik heb deze veertig jaar verspild. Ik heb je als een schaduw gevolgd, het was geweldig mooi om bij je te zijn, maar nu ga je weg. Wat gaat er met ons gebeuren?’
Boeddha zei: ‘Jullie huilen omdat jullie me nog niet gehoord hebben. Ik heb het jullie keer op keer gezegd: Geloof niet in mij – maar jullie hebben niet geluisterd. Omdat jullie in mij geloofd hebben, valt jullie hele bouwwerk, nu ik sterf, uit elkaar.
Als je naar me geluisterd had, als je een licht in je wezen had geschapen in plaats van door mij een geleerde te willen worden, als je je eigen zelf ervaren had, dan was het niet nodig geweest om te huilen.
Kijk eens naar Manjushree!’ zei hij.
Manjushree was een andere discipel van Boeddha, een van de grootste. Hij zat vlakbij onder een boom, met zijn ogen dicht, zo sereen, zo stil, zo volkomen gelukzalig, dat Boeddha zei: ‘Kijk eens naar Manjushree! Ga hem maar eens vragen waarom hij niet huilt.’
Ze vroegen het aan Manjushree. Hij lachte en zei: ‘Wat is er voor reden om te huilen? Boeddha heeft me geholpen om mijn eigen licht te leren kennen. Ik ben dankbaar, erkentelijk, maar er daalt geen duisternis neer. En hoe kan Boeddha sterven? Ik weet dat ik niet kan sterven – hoe kan Boeddha sterven? Hij zal hier zijn.
Net zoals een rivier in de oceaan verdwijnt, zal hij in de kosmos verdwijnen. Maar hij zal hier zijn! Hij zal over de hele kosmos verspreid zijn. Het zal iets enorm moois worden. Boeddha was beperkt tot een klein lichaam; nu zal zijn geur vrijkomen, hij zal het hele bestaan doordringen.
Ik ben enorm blij dat Boeddha nu over de hele ruimte verspreid zal zijn. Ik zal hem kunnen zien opkomen in de zon en ik zal hem kunnen zien vliegen in een vogel en ik zal hem kunnen zien in de golven van de oceaan … en ik zal hem overal kunnen zien. Hij verlaat gewoon zijn lichaam. Het was een opsluiting.
En hoe weet ik dat? Ik weet het omdat ik mijn eigen ziel heb gekend. Ik heb naar hem geluisterd en jullie hebben niet naar hem geluisterd – daarom huilen jullie.’
Boeddha zei: ‘Laat me het nog een keer herhalen: Appa Dipo Bhava – wees een licht voor jezelf.’
Toen sloot hij zijn ogen en verdween in de kosmos. Maar zijn laatste uitspraak was ook zijn eerste uitspraak. In feite was dat zijn hele boodschap – zijn hele leven herhaalde hij dezelfde boodschap keer op keer…
Wanneer Boeddha zegt ‘volg mij’, bedoelt hij niet dat je hem moet imiteren. Als hij zegt ‘volg mij’, dan zegt hij niet dat je hem een voorbeeld voor je moet laten zijn, maak je leven volgens zijn leven – nee, helemaal niet. Hem ‘volgen’ heeft een totaal andere betekenis.
Er is een Zen-verhaal:
Een zen mysticus vierde een bepaald festival dat alleen gevierd wordt op de verjaardag van je meester. Maar de mensen waren verbaasd.
Ze vroegen hem: ‘Voor zover we weten heeft u nooit een meester gehad. We hebben zelfs geruchten gehoord dat u een grote meester, Bokuju, vele malen benaderd heeft, maar dat hij altijd weigerde om u als discipel te accepteren. Dat niet alleen, hij joeg u altijd zijn hut uit.
We hebben ook gehoord dat hij u, vanwege uw voortdurende volharding, een paar keer heeft geslagen en dat hij u een keer fysiek uit het raam van zijn hut heeft gegooid. Hij heeft u nooit geaccepteerd, hij heeft u nooit ingewijd – waarom viert u deze dag? Dit moet alleen gevierd worden op de verjaardag van je meester.’
En de mysticus zei: ‘Toch was hij mijn meester. Zijn weigering, het feit dat hij me eruit gooide, zijn voortdurende afwijzing, was zijn inwijding. Hij zei: “Wees een licht voor jezelf – je hoeft me niet te volgen.” Door zijn voortdurende weigering ben ik verlicht geworden, zittend onder een boom. Er was niemand om je aan vast te klampen.
De enige mooie man die ik gekend heb was Bokuju. Als hij het had toegestaan, zou ik een schaduw voor hem zijn geworden. Als hij het had toegestaan, zou ik een andere Bokuju zijn geworden. Ik heb van de man gehouden, ik zou hem tot in detail geïmiteerd hebben. Ik zou dezelfde dingen gegeten hebben, ik zou op dezelfde manier hebben gelopen, ik zou dezelfde dingen gezegd hebben … Ik zou een kopie van hem zijn geweest.
Maar hij was geweldig, hij was mijn meester – hij weigerde. Hij wist waar de valkuil lag. Zodra hij in mijn ogen keek wist hij mijn toekomst, dat ik nooit een authentiek individu zou zijn als hij mij toestond om een pseudo-fenomeen te worden. Dit wetende was hij erg hard voor mij.
Maar nu weet ik dat zijn hardheid voortkwam uit zijn compassie. Dankzij hem ben ik verlicht geworden. Daarom vier ik deze dag – het is de verjaardag van mijn meester.’
Iemand vroeg hem: ‘Maar uw levensstijl vertoont niets wat op Bokuju lijkt. Uw uitspraken zijn totaal anders – niet alleen anders maar soms zelfs tegenstrijdig aan zijn uitspraken. Hoe kunt u zeggen dat hij uw meester was en dat u zijn volgeling bent?’
En de mysticus zei: ‘Ja, ik zeg dat hij mijn meester was, hoewel hij me nooit formeel heeft ingewijd. Maar formele inwijding is onbelangrijk, irrelevant. En ik zeg nog steeds dat ik zijn volgeling ben, hoewel ik het met geen enkel document kan bewijzen – maar het is niet nodig om het aan iemand te bewijzen. Ik weet het, dat is alles. Ik ben zijn volgeling!’
De mensen drongen aan: ‘Hoe kunt u dat nou zeggen?’
En de mysticus zei: ‘Hij volgde nooit zijn meester; ik volg hem nooit. Dat was zijn basiskenmerk: hij volgde nooit zijn meester. En ik volg hem nooit – dat is hoe ik hem volg. Ik ben een volgeling en hij was mijn meester.’
Geheimen van onschatbare waarde! Ja, dit zijn geheimen van onschatbare waarde.
Het leven van een echte zoekende is geen gewoon leven. Het kan niet beperkt worden tot een bepaald patroon, Het kan niet beperkt worden tot een bepaalde levensstijl – christelijk, hindoeïstisch, mohammedaans. Het leven van een echte zoekende is het leven van vrijheid.
En wanneer Boeddha zegt volg hem, volg de weg … bedoelt hij niet dat je een kopie moet worden, hij bedoelt gewoon: probeer zijn leven te begrijpen. Kijk, analyseer, mediteer, en laat dan je meditatie, je waakzaamheid, je getuige zijn, de weg worden.
En de wijze man volgen is eigenlijk niet de wijze man zelf volgen, maar de weg – de weg die hem wijs heeft gemaakt.
Wat is die weg die iemand wijs maakt?
Twee dingen … ten eerste het negatieve: laat kennis vallen.
En ten tweede het positieve: ga in meditatie.
Osho, The Dhammapada – The Way of the Buddha, Series 3, p.13-16.
Afbeelding: Wikimedia Commons/ Nehan, Death of the Buddha – 1921.161 – Art Institute of Chicago.
Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Vorige verhalen
Maar één van de honderd
Een ossenkar die vliegt!
De kleren van Ghalib
Keizer Akbar en Farid