Keizer Akbar en Farid

Een verlangende mind is de mind van een bedelaar.

Er woonde eens een Mohammedaans mysticus, Farid, in een klein dorpje in de buurt van Delhi. Keizer Akbar was een van Farid’s volgelingen. Akbar kwam vaak bij hem en Farid was een arme fakir. Op een dag, toen de stad te weten kwam dat Akbar naar Farid ging, kwamen de dorpelingen bijeen en zeiden tegen Farid: ‘Akbar komt naar jou toe, vraag dan eens iets voor ons. We hebben echt een school nodig, een ziekenhuis. En alleen al als jij het vraagt zal de wens worden vervuld, want de keizer komt uit zichzelf naar jou toe.’


Abu’l-Fath Jalal ud-din Muhammad Akbar, 15 oktober 1542-1605.

Het dorp was arm, analfabeet en er was geen ziekenhuis, dus Farid zei: ‘Goed, maar ik ben niet zo bedreven om ergens naar te vragen omdat ik het al zo lang niet meer heb gedaan. Maar als jullie dat willen, dan ga ik wel.’
Dus ging hij naar het paleis. In de ochtend kwam hij bij het paleis aan. Iedereen wist dat Akbar zijn volgeling was, dus hij mocht meteen naar binnen. 
Akbar was in zijn heiligdom. Hij had een klein heiligdom gemaakt waar hij altijd ging bidden – en hij was net aan het bidden, hij was in gebed, dus ging Farid vlak achter hem staan. Als het gebed klaar was, zou hij het vragen.
Akbar was zich er niet van bewust dat Farid achter hem stond. Hij zei het gebed op en aan het einde zei hij: ‘Almachtige God, maak mijn rijk nog groter, geef me meer rijkdom.’

Farid hoorde dat en draaide zich om. Akbar was klaar met zijn gebed, en keek achterom – Farid liep de trap af. 
Hij riep: ‘Hoe ben je gekomen? En waarom ga je weg?’
Farid zei: ‘Ik was gekomen om een keizer te ontmoeten, maar ik vind hier ook een bedelaar. Het heeft dus geen zin! En als u het aan God vraagt, waarom zou ik het dan niet rechtstreeks aan hem vragen? Waarom aan een tussenpersoon? En Akbar, ik dacht dat u een keizer was, maar ik heb me vergist.’
Akbar heeft het verhaal verteld in zijn autobiografie, en hij zegt: ‘Op dat moment begreep ik: het maakt niet uit wat je ook krijgt, want de mind blijft om meer en meer vragen.’

Je bent arm, een bedelaar, omdat je altijd verlangt, altijd vraagt om meer te krijgen. Verlangen is bedelen en een verlangende mind is de mind van een bedelaar. 
Je kunt een keizer zijn, dat maakt niets uit – je wordt gewoon een grote bedelaar, dat is alles, een geweldige bedelaar, dat is alles. Maar je blijft vorderen.

Osho: The Mustard Seed – The Revolutionary Teachings of Jesus. Commentaries on the Gnostic Gospel of Thomas, p. 61.

‘Wat een grap! Wat een spel!
Keizers blijven bedelen
en in de oceaan hebben vissen dorst!’

Osho: A Cup of Tea, p.101.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen


Mahavira en Bimbisara

 

Nagarjuna en de dief

 


Overgave

 

De polowedstrijd