Sugit

‘Maar die ontmoeting is het beste wat me in mijn leven is overkomen,
en ik voel me gezegend, elke dag.’

Swami Anand Sugit
(‘Gelukzaligheid – Een Prachtig Lied’).

Geboren in 1955 te Haarlem
Ontving sannyas in 1984

Jeugd
Toen ik acht jaar was kwam ik wel eens bij een protestantse kerkdienst, vanwege de school. Dat vond ik wel erg mooi. Bij mij thuis waren we ‘niks’, en ik vroeg aan mijn moeder of ik later christelijk mocht worden, als ik dat zou willen? Dat mocht.

Ik zal een jaar of 13 geweest zijn toen ik me bewust werd van het begrip spiritualiteit, of religie. Ik wist dat ik zocht naar ‘het goede’, en ik wist zeker dat er ‘iets groters’ moest zijn, maar wat dat dan was, daar had ik geen flauw idee van. ‘Spiritualiteit’, dat was in elk geval: tégen het christendom. Mijn beide ouders hadden zich aan dat geloof onttrokken, en ik herinner me dat ik daar toen ik klein was veel respect voor had. Mijn moeder kon schokkende verhalen vertellen over hoe het er in de Gereformeerde Gemeente van haar jeugd aan toe ging. Als meisje van 12 ontdekte ze dat het één en al huichelende leugenaars waren, mensen die op geen enkele manier deden ze wat ze predikten. Ze had zich er aan ontworsteld, en daar was ze trots op.
Ontworstelen was voor mijn vader niet nodig. Zijn eigen katholieke vader was een regelrechte oplichter en een onaangenaam mens, zo stond hij in zijn eigen familie bekend. Dat geloof was dus klaar. Mijn vader zei er nooit iets over, maar volgens mijn moeder was hij humanist.

Maar wat was dan religie? Er leek iets heel belangrijks aan te zijn, maar alle godsdiensten die ik kende hadden er in elk geval niets mee te maken.

Student en actievoerder
Toen ik biologie ging studeren werd ik natuurlijk een overtuigde rationalist, zoals iedereen die ik kende. Wetenschap is het hoogste wat de mens kan bereiken. We weten dat de wetenschap weliswaar nooit zekerheden kan bieden, maar de wetenschappelijke methode is het beste dat we hebben. Over die studie heb ik al met al bijna tien jaar gedaan, dat kon toen nog. Prachtige tijd. Ik haalde achten en negens, en daarnaast werd ik actief voor de zaken waar ik zelf voor stond. Ik zou de aarde gaan redden van de milieuvervuiling.

Het Rapport van de Club van Rome was toen net uit, de Waddenvereniging en Milieudefensie waren opgericht. En de regering had bedacht om radioactief afval van de kerncentrales in de bodem te gaan opslaan, in Groningen. Ik was vijf of zes avonden in de week aan het vergaderen voor het milieu.
Leuk dat we dat nucleaire afval hebben kunnen stoppen (ook met die aardbevingen daar nu trouwens), maar desondanks sloeg na een paar jaar de twijfel toe. We werkten natuurlijk samen met de lokale bevolking in Groningen en Drenthe. Die vonden het geweldig wat we deden, maar het werd me langzaamaan duidelijk dat die vaak niet zozeer streden voor het milieu en de aarde, maar eerder voor hun eigenbelang. Not In My Back Yard, zeg maar. Om niet te spreken van de Groningse communisten (en al hun mantelorganisaties, waaronder de Groningse Studenten Bond). Die waren uitsluitend bezig met het opbouwen van hun ‘machtsbasis’. Van die lui kregen we zowel figuurlijk als letterlijk een elleboog in onze maag en uit de blik in hun ogen kreeg ik de indruk dat ze over lijken zouden gaan.

En dan had je de pers. Als linkse jongen las ik natuurlijk De Volkskrant, maar voor het eerst in mijn leven las ik artikelen waar ik zelf direct bij betrokken was. Wat bleek, de helft van wat er geschreven stond klopte feitelijk niet of was tendentieus. Terwijl ik altijd alles in de krant voor waar had aangenomen.

Trouwens, die prachtige wetenschap waar ik mee bezig was leidde dus absoluut niet tot ‘wijze’ beslissingen. In tegendeel, de natuurwetenschappen speelden overduidelijk een grote rol bij de oorlog tegen de aarde op industriële schaal.

Filosofie
Kortom: de twijfel sloeg toe over waar ik mee bezig was. Wat is dat, eigenbelang? Heb ik dat ook? Filosofisch was ik een positivist, ik bedoel zoals Karl Popper. Door rationeel te denken zouden we met vallen en opstaan tot het goede komen. Maar ik had zo’n vermoeden dat er nog wel wat meer aan de hand was dan rationaliteit. Wat is motivatie, nee, wat is mijn motivatie? Waar komt dat idee van een IK vandaan? Ik had een duidelijk beeld dat ik voortkom uit de buik van mijn moeder en dat ik daardoor verbonden ben met de hele historie van het leven en de aarde. Maar waarom voel ik me dan een afgescheiden individu, apart van de rest van de wereld? En wat zijn eigenlijk precies die gedachten in mijn hoofd? Ze lijken per definitie gelijk te hebben, maar ik kan ze niet stoppen.

Ik ben van de ene dag op de andere uit de milieubeweging gestapt, ik ging mezelf onderzoeken. Samen met mijn vriendin deden we ‘groepen’, co-counseling heette dat geloof ik. Heel interessant, want ik bleek dus inderdaad gevoelens te hebben. We deden ook meditatie, stil zitten en zo, maar dat vond ik saai.

O ja, nog even verder over de Weense filosofen. Via W.F. Hermans had ik Wittgenstein ontdekt, dat was machtig interessant. De Tractatus (uit 1918!), dat was een ‘theory of everything’, helemaal systematisch en hiërarchisch, magnifiek. En die man! Die gaf college in Cambridge, en eiste dan van zichzelf dat hij alléén maar originele, volstrekt nieuwe gedachten zou uiten tegen zijn studenten. Een genie. De Tractatus eindigt met Worüber man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen. Maar tot zijn dood in 1951 schreef hij een vier keer zo dik boek, dat juist helemaal niet systematisch was. En ik dacht dat een genie uiteraard ook een heel gelukkig mens zou moeten zijn, dat móet immers wel onderdeel zijn van het geniale, maar dat leek bij hem niet het geval. Dat begreep ik niet. Filosofie, dat moet toch in de eerste plaats levenskunst zijn? Hoe kan filosofie enige waarde hebben, als het ons niet leert om extatisch gelukkig te zijn in ons leven?

In het geheim zat ik te denken over hoe dat dan zit met ‘het bestaan’, met daarin een ‘ik’. Er is overduidelijk materie, maar is ‘geest’ dan iets aparts? Maar waarom zou een lichaam, mijn lichaam, dit wandelende dier, zich ineens afscheiden van ALLES en een apart ‘ik’ zijn. ‘Ik tegen het hele heelal.’ Waanzin leek me dat, kan niet kloppen. Er kàn geen echte afscheiding zijn tussen geest en lichaam en aarde, maar op een of andere manier is de verbinding zoek geraakt. Er moet een sleutel zijn.

Ik zeg dat ik in het geheim hier over dacht, want ik had het daar met niemand over. Ik vond het geloof ik een beetje een heidense gedachte, in mijn sociale omgeving. Alle soorten psychologen, die zeggen toch allemaal dat ikken levensgroot bestaan, met alle problemen van dien? En die hebben er voor doorgeleerd.

Osho
Bij een van de ‘groepen’ die ik deed werd een lezing ten gehore gebracht van een Indiase man, Bhagwan Shree Rajneesh. Ik zat met stijgende verbazing te luisteren. Die man zei precies wat ik dacht! Werkelijk in elke lezing die ik hoorde zei hij dingen die ik nog nooit gehoord had, en die precies klopten met mijn ‘gevoel’ over menselijke verhoudingen, maar die ik vaak niet wist uit te drukken. Over wat gedachten zijn. Wat liefde wel en niet is. En over het ‘ik’, de afgescheidenheid. En het allergrootste: wat religie eigenlijk is. Wat het verschil is tussen Jezus en de Christelijke Kerk. Wat de overeenkomsten zijn tussen Jezus en Boeddha. Dat het enige dat telt bewustzijn is. Dat trouwens priesters en politici de maffia van de ziel zijn. Dat het leven geen raadsel is om op te lossen, maar een mysterie dat geleefd moet worden. Dat de ware religie het vieren van het leven zelf is. Om precies te zijn: het vieren van MIJN leven. En dat ik daar helemaal 100% zelf verantwoordelijk voor ben. Amazing. This was the real stuff.

En dan wat die man scheen te doen, elke dag! Vrijwel zonder uitzondering, zestien jaar lang, één of twee keer per dag gaf hij een lezing. Een lezing van zo’n twee uur, over een verhaal uit de Bijbel, of over Boeddha of over Nietzsche.

En er was iets met die lezingen. Hij was bijvoorbeeld iets aan het vertellen over Lao Tzu. En dan leek hij afgeleid door een monnik die dit of dat beleefde, een heel ander verhaal, ik dommel een beetje weg. Werd weer wakker door een of andere mop die hij tapte, vaak nogal grof (die las hij voor van papier, de rest was allemaal uit zijn hoofd). En dan direct daarna BAM!, zaten we ineens weer middenin Lao Tzu, precies de essentie! Hij raakte nooit de draad kwijt, nooit. Hoe kan dat? (Ik dacht aan hoe mijn eigen toespraakjes op de universiteit gingen.)

Na elke tien lezingen werden ze letterlijk uitgetypt en gepubliceerd als boek, en dat was dan ook nog leesbaar, miljoenen van verkocht, nog steeds. (In totaal meer dan 6000 lezingen, dus er kwamen zo’n 600 originele boeken, en dan nog eindeloos veel compilaties over bepaalde onderwerpen. Bv. in 1983  47 nieuwe boektitels (in 2014  37).

Ik was onder de indruk.

Niet alleen woorden
En hij had niet alleen woorden te bieden. Er was ook een hele gemeenschap van mensen met rode kleren – in mijn beleving een grote actiegroep dus. Er was waanzinnig mooie muziek, bijvoorbeeld van Deuter. Er was ook een grote commune in Oregon, waar ze jaarlijks enorme feesten hielden, ze hadden landbouw en kassen, een complete stad in wording.

Maar ik woonde in Groningen en daar kon je ook bij ze mediteren. Dat heette Dynamic Meditation. Dat was spectaculair. Tien minuten fietsen van mijn studentenkamer, handdoek en droge kleren mee. En dat was niet mooi stil zitten maar effe anders. Eerst chaotisch ademhalen, dan schreeuwen en uitfreaken, dan tien minuten op en neer springen en hoe-hoe-hoe roepen. Dan een kwartier stilte. Je staat in een plas van je eigen zweet. En het eindigde met dansen. Ik had me nog nooit zo stil en zo schoon van binnen gevoeld. Dicht bij mezelf, extatisch, maar tegelijk nuchter. Stilte zo dik als honing.

Iets volkomen nieuws voor mij was tantra (‘methode’). Wat ik ervan begreep: Tantra is omhelzen-wat-is, zowel binnen als buiten. Zonder er iets aan te veranderen of er met je verstand een label op te plakken. En dat was magisch. In plaats van denken over een of ander rottig gevoel alleen maar voelen. Er gebeurt dan iets… alleen maar kijken, zonder dat je iets doet lost het gevoel op, wordt alles schoon gewassen.

Sannyas en werk
Enfin, zo was het toen, in 1984. Ik ben ‘sannyasin’ geworden, tamelijk onromantisch, via een brief. Eerst ben ik in Groningen in een commune gaan wonen. Ik kwam er al gauw achter dat sannyas toch niet echt een ‘actiegroep’ was. Gelukkig ben ik daar niet verder mee gegaan, ik denk dat er dan ongelukken gebeurd waren: ik was toen domweg te onvolwassen om in zo’n groep te functioneren. Maar dat doet niets af aan de essentie, de ontdekking van waardigheid, het terugveroveren van religie.

Ik heb toen mijn studie afgemaakt en ben begonnen aan mijn eerste baan, in rood colbert, met mala en rode stropdas, als marktonderzoeker bij een farmaceutisch bedrijf. Geweldig dat die mensen me aangenomen hebben. Maar na een jaar was duidelijk dat ik absoluut niet mijn leven lang medicijnen aan artsen wilde slijten. Voel me tegenover dat bedrijf nog steeds een beetje schuldig, omdat ze in me investeerden en ik zo veel van ze heb geleerd.

Met een mede-sannyasin hebben we een verzekeringsadviesbureau opgericht, in de sannyas-commune aan het Cornelis Troostplein in Amsterdam. Als er klanten langskwamen vonden ze het prachtig. Wij gingen het helemaal anders doen: financieel advies zoals we zelf geadviseerd zouden willen worden. Later is daar ook een bedrijf uit voortgekomen dat software voor financiële planning maakt.

Tot besluit
Anyway. Qua ‘religie’ -ik bedoel als verhaal over Goddelijkheid voor een Europeaan zoals ik- heb ik nog niets beters kunnen vinden. Ik heb Osho nooit beschouwd als een heilige of als onfeilbaar. Integendeel, essentieel is nu juist dat hij een gewone man is. Al het andere leidt tot gedweep waar niks goeds van kan komen. Maar voor mij is wat hij gezegd en gedaan heeft de sterkste wegwijzer naar binnen, naar de oneindige ruimte van bewustzijn. Dat is vervolgens 100% mijn eigen verantwoordelijkheid. Maar die ontmoeting is het beste wat me in mijn leven is overkomen, en ik voel me gezegend, elke dag.

Amsterdam, 28 maart 2015
Sugit Schoenmakers

Lijst