Pravasi

Zonder mijn reis door de Bhagwan-commune
had ik dat inzicht misschien wel nooit bereikt

Swami Prem Pravasi
(‘Liefde op Reis’)

Geboren in 1947 in Leeuwarden
Ontving sannyas in 1981 

Eerst was er Zen Boeddhisme, van Alan Watts.  Ik gaf op de HBS in de klas, bij het vak Nederlands, een lezing over Heidegger en Zen (of zoiets). Ik was rond de 18. Vervolgens kwam ‘Dharmaschooiers’ van Jack Kerouac. Ik had het in mijn rugzak terwijl ik door Europa liftte.

Eind jaren zestig kocht ik bij Broese Kemink in Utrecht ‘Essays in Zen Buddhism’ van D.T. Suzuki. Hilarische anekdotes over Zen-meesters als Lin Chi (‘Waar maak je jacht op. Zet geen hoofd op je hoofd, jij blinde idioot!’). Lin Chi maakte ook furore met zijn kreet ‘Quatsch’ in antwoord op discipelen die hem lastig vielen met metafysische of filosofische kwesties.

Begin jaren zeventig deden flowerpower en softdrugs hun intrede in mijn leventje. Ik slikte enkele malen lsd en zou zo’n tien jaar verslingerd zijn aan blowen.

In 1975, ik was inmiddels 27, reisde ik samen met een vriendin over land naar India en Nepal. We bezochten de Tibetaanse kolonie van de Dalai Lama in Mc Leod Ganj. Ik raakte onder de indruk van het Tibetaanse boeddhisme met zijn kloosters, monniken, dharma-molentjes en rituelen. Bhagwan had toen al westerse volgelingen, maar ik had nog nooit van hem gehoord en we lieten Poona links liggen.

Eind jaren zeventig was ik rijp voor iets anders: seks, drugs, rock ’n roll en reizen hadden hun beperkingen. Ik was vader en kostwinner geworden. Je moest ‘beyond’. Ik kwam met Bhagwan in contact op een feest in Rajneesh Meditatie Centrum Anubhava bij Opende, een dorp op de grens van Groningen en Friesland. Ik werd overweldigd door de huggende oranje-rode commune van oude vrienden, met wie ik jaren daarvoor bijna vier jaar in de zwakzinnigeninrichting Dennendal had gewerkt. Ik had longklachten gekregen en nog diezelfde avond besloot ik dat ik zou stoppen met blowen. Ik rookte enkele maanden bidi’s en zowaar: het lukte. Ik was vermoedelijk verslaafder geweest aan de nicotine dan aan de hasj of wiet – ik heb nooit meer gerookt of geblowd. Sannyas zag ik nog niet zitten, maar ik ging meditaties doen op de Boot aan de Prins Hendrikkade, tegenover de Kosmos. Ook ontwikkelde ik een nieuwe verslaving: Bhagwan-tapes.

In het voorjaar van 1981 zag ik in een steeg bij de Nieuwendijk in Amsterdam een sannyasin met een fiets in de hand staan, in het rood en met een mala. Ik had prompt een bijna transcendente ervaring. Daarna smolt mijn weerstand tegen sannyas compleet weg. In juli 1981 kreeg ik tijdens ‘een groep’ op de Boot sannyas. Mijn nieuwe naam luidde Prem Pravasi (‘Liefde op Reis’).

Ik maakte vanaf dat moment deel uit van de Bhagwan-gemeenschap, maar bleef aan de periferie daarvan doordat ik in de journalistiek bleef werken. Ik had in 1978 na jarenlange werkloosheid als bureauredacteur-vertaler werk gevonden bij The Associated Press en wilde dat niet opgeven. Een van mijn eerste klussen betrof de massale zelfmoord van de sekte van Jim Jones in november 1978 in Guyana door het drinken van met cyaankali aangelengde limonade: ruim negenhonderd mensen vonden daarbij de dood. Macaber detail: de zelfmoord vond plaats na de moord op een Amerikaanse senator die naar Guyana was gekomen om onderzoek naar die commune te doen.

Hoewel het wonen in de Bhagwan-commune in Amsterdam ons aantrok en we open stonden voor andere woonvormen, voelden we intuïtief aan dat het voor mij, mijn vriendin – die iets later dan ik sannyas had gekregen – en onze in 1978 geboren dochter beter was op onszelf te blijven wonen. Ook had ik voortdurend voor ogen dat meditatie in de kern een weg naar complete bevrijding was;  ik interpreteerde dat als een vrijbrief dat ik me kon onttrekken aan het soms nogal dwingende beroep te komen ‘worshippen’. Bhagwans boodschap was immers antigif tegen het conformeren aan hiërarchisch denken en handelen.

In 1982 reisde ik voor het zomerfestival naar Rajneeshpuram. Het was een positieve ervaring, maar er zaten ook vervreemdende aspecten aan. Ik voelde me niet echt happy toen ik met gevouwen handen langs de weg stond om Bhagwan in zijn Rolls Royce te begroeten. De persoonlijkheidscultus rond de ‘Meester’ was bizarre vormen gaan aannemen en ging me behoorlijk tegenstaan.

Vriendin Sat Prakash bezocht Rajneeshpuram in 1983. Ik deed in die tijd een ‘tourist course’ in de Humaniversity in Egmond, een heel wat indringender ervaring dan het bezoek aan Rajneeshpuram van het jaar daarvoor. Mijn twijfels en negatieve gevoelens smolten weg door de positieve beleving van het groepswerk. De commune daar mocht ‘topdown’ geleid worden, ze was niet bij definitie ondemocratisch en kennelijk goed voor me.

In november dat jaar begon ik aan een ‘nine month personal growth course’ in de Humaniversity, waarbij ik maandelijks hele weekeinden intensieve ‘groepen’ deed. Na afloop nam ik de trein terug naar Amsterdam, om de rest van de maandag op kantoor te zitten – een waarlijk hectisch bestaan. Op kantoor liep ik rond in min of meer rode kleding, maar verborg de mala onder mijn shirt of overhemd: ik kon en wilde mijn omgeving niet helemaal op de kast jagen. Volgens mij moest, indachtig de door Bhagwan beoogde, totaal vrije mens, een compromis mogelijk zijn. Ondertussen leidde mijn ‘bekering’ wel tot fricties, zowel op mijn werk als in de familie- en kennissenkring, maar die nam ik op de koop toe.

In 1984 raakte mijn vriendin opnieuw in verwachting. Ik deed in die periode enkele klusjes voor de Rajneesh Times, die frustrerend verliepen door onzorgvuldig optreden van leidinggevende redacteuren. Zo werd een interview zonder verwittiging en argumenten niet geplaatst, waardoor ik de geïnterviewde – die uiteraard naar het artikel had uitgekeken – mijn excuses moest maken. Het incident was op zich niet zo belangrijk, maar ik stoorde me er aan en ervoer het als een uitwas van een eenzijdig verticale structuur.

Ook het bericht dat kleine provinciale Rajneesh Meditatie Centra moesten worden opgedoekt om op te gaan in één grote commune leidde tot bevreemding en irritatie. Waar was de top mee bezig? Mensen hadden vaak veel geïnvesteerd in hun centra en dreigden geruïneerd te worden. In Rajneeshpuram werden halfautomatische wapens aangeschaft en kwam er een veiligheidshek rond het terrein. Ik volgde de ontwikkelingen met argusogen en voelde me er steeds minder gelukkig mee.

Ik deed nog een tai chi-cursus in het centrum aan de Prinsengracht en we bezochten herhaaldelijk discotheek Zorba the Buddha en de Gevangenis (‘De Stad Rajneesh’) in Amsterdam, maar onze energie ging meer en meer naar de zwangerschap. Na de geboorte van een tweede dochter in oktober ging ik hardlopen en stopte met alle op de Bhagwan-gemeenschap betrokken activiteiten. Mijn dochters en vriendin hadden me nodig. Ik was haast opgelucht toen Bhagwan in september 1985, na de ‘vlucht’ van Sheela en de golf van berichten over criminaliteit in Rajneeshpuram – waaronder afluisterpraktijken en moordplannen op een minister van justitie – bekend maakte dat de rode kleding en de mala uit en af mochten. Die van mij hingen toen allang in de kast.

Ik realiseerde me meer dan ooit de waarde van het credo van Lin Chi: ‘Friends, I tell you this: there is no Buddha, no spiritual path to follow, no training and no realization. What are you so feverishly running after?’ En ik realiseer me nu dat ik dat inzicht zonder mijn reis door de Bhagwan-commune misschien wel nooit had bereikt.

Amsterdam, 22 december 2011
Hans Grimm / Prem Pravasi

Lijst