Mahavira en Bimbisara

Het is gemakkelijk om afstand te doen van de wereld, maar hoe ga je afstand doen van de mind? Want de mind is de echte wereld! 

Er staat een prachtig verhaal in de Jaina-geschriften. Een grote koning, Bimbisara, ging Mahavira opzoeken, de laatste Jaina teerthankara – de laatste Jaina profeet. Onderweg kwam hij een van zijn oude vrienden tegen. Ze hadden op dezelfde school gestudeerd; hij was ook een koningszoon, maar hij had afstand gedaan en was een Jaina monnik geworden – hij stond naakt onder een boom. Bimbisara werd overweldigd door een enorm respect voor deze man en begon zich ook een beetje schuldig te voelen over zichzelf: ‘Ik ben nog steeds betrokken bij de wereld – geld, macht, prestige, oorlog. En kijk eens naar mijn vriend: hij was ook koning, hij zou ook koning zijn geweest zoals ik, maar hij heeft afstand gedaan – een man van moed.’
Hij boog, hij raakte de voeten van zijn oude vriend aan. Toen ging hij naar Mahavira. Een paar meter verderop zat Mahavira onder een boom.

   Mahavira

Bimbisara vroeg hem: ‘Er kwam een vraag in me op… toen ik mijn oude vriend Prasannachandra zag, die monnik is geworden, een discipel van u, kwam er een vraag in me op: als hij nu sterft, waar zal hij dan geboren worden?’
Jaina’s zeggen dat er zeven hellen en zeven hemelen zijn. ‘In welke hemel zal hij geboren worden?’, vroeg Bimbisara. ‘Er is natuurlijk geen sprake van dat hij in de hel geboren wordt – hij heeft afstand gedaan van zo’n groot koninkrijk en zo – in welke hemel?’

En Mahavira zei: ‘Hij zou naar de zevende hel zijn gegaan, als hij was gestorven op het moment dat u hem aanraakte.’
Bimbisara was geschokt. Hij zei: ‘Naar de zevende hel? En ik dan? Er zijn geen andere hellen onder de zevende. Mijn vriend, die alles heeft afgezworen en er zo vroom en zo stil uitziet en zo sereen, gaat hij geboren worden in de zevende hel?’
Mahavira zei: ‘Wees niet ongerust: als hij nu sterft, zal hij in de zevende hemel geboren worden.’
En er waren maar een paar minuten verstreken.
Bimbisara zei: ‘U stelt me voor een groot raadsel. Nu hebt u me nog meer in verwarring gebracht. Wat is er in die paar minuten gebeurd dat hij in de zevende hemel geboren zal worden?’ 

Mahavira zei: ‘U kent het hele verhaal niet. Vlak voor u was uw minister-president langs gekomen. Hij was gekomen om u te vergezellen om te zien of alles veilig was. Uw eerste minister, uw generaals en uw bewakers, ze zijn maar een paar minuten voor u langsgekomen. 
En uw eerste minister zei: “Zie die dwaas nou eens, die Prasannachandra! Hij zou een grote koning zijn geweest en hij is gehypnotiseerd geraakt door deze Mahavira. En nu staat hij naakt in deze hitte, zijn leven te verspillen … Vroeger was hij een mooie man – kijk nu eens naar zijn lichaam. En hij is een volslagen dwaas, want hij heeft zijn eerste minister vertrouwd en hem het hele koninkrijk gegeven tot zijn kinderen volwassen genoeg zijn om het in bezit te nemen – en de eerste minister is een bedrieger. En tegen de tijd dat de kinderen volwassen zijn, zal er niets meer in de schatkist zitten.”
Toen hij dit hoorde, vergat Prasannachandra helemaal dat hij een monnik was geworden – helemaal! Hij was zo geschokt en werd zo kwaad en hij in zijn hart zei: “Ik leef nog.” En zijn hand, gewoon uit oude gewoonte, ging naar zijn zwaard – dat er niet was. Hij trok het zwaard uit de schede en zei: “Ik ga deze man onmiddellijk doden.”
En in zijn verbeelding hakte hij het hoofd van de eerste minister af.’

‘Toen u zijn voeten aanraakte,’ zei Mahavira, ‘had hij zojuist de eerste minister gedood. Vandaar dat ik u vertelde dat hij op dat moment naar de zevende hel zou zijn gegaan, als hij was gestorven – hij was in een moorddadige houding.
Nu zijn de dingen veranderd. Toen hij zijn zwaard terug in de schede stak, besefte hij: “Waar ben ik mee bezig? Waar is het zwaard en waar is de schede? En wat heb ik gedaan? Mijn eerste minister in mijn verbeelding gedood! Het is net zo’n misdaad als het daadwerkelijk doden van een persoon.
Mahavira zegt: ‘Het maakt niets uit of je nu denkt aan doden of je doodt – het komt op hetzelfde neer, psychologisch komt het op hetzelfde neer.’ Wat heb ik gedaan? Als ik afstand heb gedaan, dan heb ik afstand gedaan! Wie ben ik om me er nu mee te bemoeien? Als hij vals speelt, is dat zijn zaak; als hij het vertrouwen schendt, zal hij daarvoor boeten. Maar wie ben ik om hem te straffen? Ik ben hier helemaal mee klaar. En wie zijn mijn kinderen en wat is mijn koninkrijk?”
En er kwam een groot inzicht in hem op. Hij werd stil, stil, sereen, onthecht. Op dit moment, als hij sterft, bevindt hij zich in zo’n prachtige ruimte dat hij in de zevende hemel geboren zal worden.’

Het is een kwestie van de mind, niet van de wereld. 
Je kunt naar de grotten in de Himalaya gaan, maar waar ga je dan aan denken? Je zult aan de wereld denken. 
Daarom zegt Kabir: ‘Avadhu, maya taji na jai, het is heel moeilijk om deze mind te laten vallen’.

Osho: The Fish in the Sea is not Thirsty – Discourses on the Songs of Kabir, p. 412-415.

Afbeelding: Wikimedia commons. 24 Tirthankaras with Mahavira.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Nagarjuna en de dief

 


Overgave

 

De polowedstrijd

 

De meesterdief en zijn zoon