De kleren van Ghalib

Niet jij, maar je jas wordt herkend door anderen; dus ga je door met het borduren van je jas, met jezelf aan te kleden.

Op een goede dag werd een groot Urdu dichter, Ghalib, door de keizer uitgenodigd voor een diner. Veel andere mensen waren uitgenodigd, bijna vijfhonderd. Ghalib was een arme man, het is heel moeilijk voor een dichter om rijk te zijn – rijk in de ogen van anderen.
Vrienden deden een voorstel: ‘Ghalib, je kunt kleren lenen, schoenen, een goede paraplu… want je paraplu is zo verrot, je jas is versleten, bijna weg, en met deze kleren en deze schoenen die zoveel gaten hebben, ziet het er niet goed uit!’
Maar Ghalib zei: ‘Als ik iets leen, zal ik me van binnen heel ongemakkelijk voelen, want ik heb nog nooit van iemand geleend. Ik heb op mijn eigen benen geleefd, ik heb op mijn eigen manier geleefd. Het is niet goed om met een levenslange gewoonte te breken alleen voor een etentje.’

   Vers van Mirza Ghalib

Dus ging hij in zijn eigen kleren naar het hof van de keizer. 
Toen hij zijn uitnodiging aan de wachter liet zien, keek de man hem aan, lachte en zei: ‘Waar heb je dit gestolen? Maak onmiddellijk dat je wegkomt, anders grijpen we je!’
Ghalib kon het niet geloven. Hij zei: ‘Ik ben uitgenodigd – ga maar aan de keizer vragen!’
De wachter zei: ‘Iedere bedelaar denkt dat hij uitgenodigd is. En je bent niet de eerste, vele anderen hebben al eens eerder aan de deur geklopt. Maak dat je wegkomt! Blijf hier niet staan, want zo meteen komen de gasten eraan.’

Dus ging Ghalib terug. Zijn vrienden wisten dat dit zou gaan gebeuren, dus hadden ze een jas, wat schoenen en een paraplu voor hem geregeld – een paar geleende spullen. Toen trok hij die geleende spullen aan en ging terug.
De bewaker maakte een buiging en zei: ‘Kom binnen.’

Ghalib was een heel bekende dichter en de keizer hield van zijn poëzie, dus mocht hij naast de keizer zitten. 
Toen het feest begon deed Ghalib iets heel vreemds, en de keizer vond dat wel een beetje raar – hij begon zijn jas te voeren en zei: ‘Jas van me, eet op! Want eigenlijk ben jij binnengekomen, niet ik.’
De keizer zei: ‘Wat doe je nou, Ghalib? Ben je gek geworden?’
Ghalib zei: ‘Nee – eerst kwam ik, maar toen werd de toegang me geweigerd. Toen kwam deze jas – ik ben er gewoon bij omdat de jas niet alleen kon komen – anders had ik niet kunnen komen!’

We bestaan in de ogen van anderen: onze identiteit bestaat uit de mening van anderen; de ogen van anderen zijn de spiegels, we bekijken ons gezicht in de ogen van anderen. Dat is het probleem – omdat anderen je innerlijke wezen niet kunnen zien. Je innerlijke mens kan in geen enkele spiegel weerspiegeld worden. Alleen je uiterlijk kan gereflecteerd worden: reflecties zijn alleen van het uiterlijk, van het fysieke. Zelfs als je voor een spiegel staat, de beste spiegel, zal alleen het fysieke deel van jou weerspiegeld worden. Geen enkel oog kan je innerlijke deel weerspiegelen.

Dus de ogen van anderen weerspiegelen je rijkdom, je prestaties in de wereld, je kleren; ze kunnen jou niet weerspiegelen. En wanneer je ziet dat anderen denken dat je arm bent – dat betekent dat je geen goede kleren, geen goed huis, geen goede auto hebt – begin je naar deze dingen toe te gaan. 
Je verzamelt dingen alleen maar om te zien dat je rijk bent in de ogen van anderen. Dan beginnen de ogen van anderen te weerspiegelen dat je steeds rijker wordt, dat je macht en aanzien krijgt. Je identiteit bestaat uit je weerspiegeling; maar anderen kunnen alleen dingen weerspiegelen, ze kunnen jou niet weerspiegelen. 

Daarom is meditatie heel erg noodzakelijk. Meditatie betekent je ogen sluiten; niet naar het spiegelbeeld kijken, maar naar je eigen wezen kijken. Anders ben je de hele dag met anderen bezig. Ook ‘s nachts, als je slaapt, ben je ofwel bewusteloos als je diep slaapt, of je bent weer met anderen bezig in je dromen. 
Voortdurend leven met de ander is het probleem: je wordt geboren in een samenleving, je leeft in een samenleving, je sterft in een samenleving – je hele bestaan bestaat uit het sociale. En samenleving betekent ogen overal om je heen.
Wat die ogen ook weerspiegelen, ze maken indruk op je. 

Als iedereen zegt dat je een goed mens bent, begin je je goed te voelen. 
Als iedereen je een slecht mens vindt, begin je je slecht te voelen. 
Als iedereen zegt dat je ziek bent, begin je je ziek te voelen. 
Je identiteit hangt af van anderen, het is een hypnose door anderen. 
Stap over naar eenzaamheid – leef met de anderen, maar put jezelf niet uit met de anderen.

Sluit tenminste één uur per dag je ogen – je ogen sluiten betekent dat je afgesloten bent van de maatschappij, er bestaat geen maatschappij, alleen jij – zodat je jezelf direct onder ogen kunt zien.
Trek eens per jaar een paar dagen de heuvels in, de woestijn, waar niemand is, alleen jij, en zie jezelf zoals je bent…
Niet jij, maar je jas wordt herkend door anderen; dus ga je door met het borduren van je jas, met jezelf aan te kleden.

Meditatie is nodig om je een pauze te geven van de anderen, de ogen van anderen, de spiegel van anderen. Vergeet ze! Kijk een paar minuten naar binnen – dan zul je de innerlijke pijn en het lijden voelen, dat je daar leeg bent. Dan begint een transformatie: dan begin je te zoeken naar de innerlijke rijkdom, de schatkist die in je bestaat – niet naar de schatten die overal verspreid liggen.

Osho: The Mustard Seed – The Revolutionary Teachings of Jesus. Commentaries on the Gnostic Gospel of Thomas, p. 115-117.

Afbeelding: Wikimedia Commons/ Painting by A R Chughtai, 1927.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Keizer Akbar en Farid

 


Mahavira en Bimbisara

 

Nagarjuna en de dief

 


Overgave

 

De polowedstrijd