Het volgende is een stuk uit Ojas’ boek, een belangrijk moment in zijn zoektocht die hem van een kloosterleven in de katholieke kerk uiteindelijk bij Osho bracht.
In augustus 1972 reisde ik af naar Tiruvannamalai in Zuid-India. Daar was een bekende ashram van Ramana Maharshi waar men leefde volgens de Indiase advaita traditie en er stond ook nog een druk bezochte hindoetempel. Bovendien lag dit vlak bij Auroville, een nieuwe, moderne yogastad, waar mijn vriend, de franciscaan Ruud Lohman, woonde en werkte. Auroville was genoemd naar Aurobindo, de initiator van integrale yoga, en deze stad was een initiatief van zijn vrouwelijke partner die The Mother genoemd werd. Kortom, een uiterst spiritueel gebied in India.
Maar het werd een bittere teleurstelling. Met name in de hindoe tempel botste ik weer tegen hetzelfde lege ritualisme aan, waar ik ook al in de kerk tegenaan gebotst was. En de meditaties lukten ook niet zo erg. In mijn wanhoop schreef ik daarom een brief naar The Mother. Ik wilde nu antwoord krijgen op diepe levensvragen.
The Mother antwoordde me, maar niet per post. In een droom zag ik haar met grote hanenpoten een tekst voor mij opschrijven. Die tekst was ‘Go beyond.’ Daarover belde ik Ruud. Toen ik het handschrift had uitgelegd zei hij dat dit inderdaad het schrift van The Mother was en dat ik dus ‘beyond’ moest gaan. Hoe? vroeg ik. Dat kon hij me aan de telefoon niet uitleggen. Daarvoor moest ik naar Auroville komen. Een paar dagen later was ik op weg.
Toen ik in zijn hutje aankwam was hij in meditatie. Hij vroeg me te gaan zitten. Ik vroeg hem wat het geheim was van ‘go beyond’. En hij zei: ‘Dat is gewaar zijn, gewoon waarnemen, witnessing.’ Ik begreep er niet veel van maar Ruud raadde me aan rustig te gaan zitten en op mijn adem te letten. Niet aan mijn adem te denken, maar gewoon mijn adem waarnemen, er bij blijven zonder denken. Dat was voor mij totaal nieuw en ik aarzelde. Maar Ruud bleef me rustig aankijken en toen gebeurde er iets wonderlijks.
Terwijl ik rustig op mijn adem lette was het alsof ik in mijn ooghoeken mijn gedachten kon zien. En plotseling was er een helder gewaar zijn van mijn denken en van de gevoelens die er onder zaten. Ik zag, bijna als een vreemde, mijn piekeren en mijn gelovig leven, mijn bidden vol twijfels en angsten. Daar had ik me wel vaker mee bezig gehouden, maar dan was het reflectie, nadenken. Nu zag ik mijn denken en was een soort buitenstaander van wat ik voelde. Heel rustig en ontspannen nam ik mijn emoties waar, zonder oordeel, mild en echt.
Er was ook een helder bewustzijn van waar ik was. Mijn zintuigen waren totaal open. Het geritsel van vogels op het dak van de hut, mensen die langskwamen, Ruud die in een hoek zat, alles en iedereen was heel aanwezig. Het was geen extatisch ver weg zijn van het gebeuren in en om me heen, het was een totaal aanwezig zijn, zonder filter, zonder splitsing. Op een wonderlijke afstand van wat ik dacht en voelde, en tegelijkertijd heel nabij.
Dit was de ervaring van een ander bewustzijn, een ander energieniveau, nieuw en tegelijkertijd heel vertrouwd. Het voelde als een thuiskomen na een lange reis. Het riep ook herinneringen op aan ervaringen in mijn jeugd in de natuur. Eenzelfde totaal aanwezig zijn bij wat er in me en om me heen gebeurt, een rustig geluk en zekerheid.
Het was heerlijk. Ruud gaf me af en toe wat chai te drinken en soms zeiden we wat tegen elkaar. Maar niet veel. Op een gegeven moment zei ik: ‘ Ruud, hoe is het mogelijk. Dit is waar iedereen altijd naar zoekt. Het is zo simpel en tegelijk zo….’ Ik kon geen woorden meer vinden en we moesten allebei lachen.
En dan weer: ‘ Niets is echt heilig, Ruud, of liever alles is heilig.’ Of: ‘Hier hebben we geen priesters of andere bemiddelaars voor nodig. Gebeurt vanzelf. En het is echt goddelijk.’ En langzaam zonk ik weg in een diep weten, een besef van eenheid met alles en iedereen.
Die avond bleven we bij elkaar en Ruud zocht een plekje voor mij voor de nacht. Maar ik bleef buiten zitten en genoot van tjirpende krekels in de velden, van de stille duisternis om me heen en van de twinkelende sterren hoog in de hemel. Elk moment leek nieuw. Golven van extase wisselden af met stilte en diepe vreugde.
De volgende dagen besefte ik ook dat er echt iets wezenlijks gebeurd was. Wat het traditionele christendom mij niet had kunnen geven, was gevonden. Er was een nieuwe ruimte gevonden, een stevige rots waarop gebouwd kon worden, een bron van liefde en stromend bewustzijn, de levensbron. En die levensbron was er voor iedereen. Was dit het ‘christusbewustzijn’ of ‘het rijk Gods’ waarover we zo vaak in de theologie hadden gesproken? Misschien, maar die termen leken op dit moment veel te zwaar dogmatisch beladen. De ervaring hoefde ook geen woorden te hebben.
Wat ik zeker wist was: op het moment dat ik meende te breken met alle bestaande vormen van het traditionele christelijke leven, had ik de diepte ervan geproefd, de kern ervan gevonden in de stille aanwezigheid bij mezelf en de wereld om me heen. Was dat nog in christelijke termen uit te drukken?
Terwijl ik er met Ruud over sprak, schoot me iets te binnen: ‘Ruud, toen ik een paar jaar geleden in een commissie werkte die de katholieke catechismus moest moderniseren, heb ik voorgesteld het woord ‘hiernamaals’ overal te veranderen in het woord ’hiernumaals’. Ik had toen nauwelijks een idee wat ik zei. Ik wist alleen: ik kan niet meer wachten tot na mijn dood. Het leven gebeurt hier en nu. Als we teveel over de horizon kijken naar een onduidelijk hiernamaals, verliezen we de tijd van leven hier. Dat kan God niet bedoeld hebben.
Het woord hiernumaals kwam er niet door. Daar moet ook een ervaring aan ten grondslag liggen, en die is in het traditionele christendom moeilijk te realiseren. Maar nu is die ervaring er. En het is geweldig. Al dagen lang geniet ik ervan. De ervaring is: elk moment is nieuw.’
Ruud lachte. ‘Dit gewaar zijn is kennis van het hart, esoterische wijsheid,’ zei hij.
‘Dit is leven. Er is niets anders nodig.’
Uit Ojas’ boek: Kan een gekooide vogel zingen?