Ook dit gaat voorbij

Een machtige koning, de heerser over vele gebieden, nam zo’n geweldige positie in dat wijze mannen gewoon bij hem in dienst waren. En toch voelde hij zichzelf op een dag zo verward dat hij zijn wijzen bij zich riep.
Hij zei: ‘Ik weet niet waarom, maar iets dwingt me om een bepaalde ring te zoeken, eentje die me in staat zal stellen om mijn toestand te stabiliseren. Zo’n ring moet ik hebben en die ring moet zodanig zijn, dat hij me blij maakt als ik ongelukkig ben en tegelijkertijd me droevig moet maken als ik blij ben en ernaar kijk.’
De wijze mannen gingen bij elkaar te rade en gooiden zichzelf diep in contemplatie. Tenslotte kwamen ze tot een besluit over de aard van deze ring die zou passen bij hun koning. De ring die ze ontworpen hadden was er een waarin gegraveerd stond:


‘Ook dit gaat voorbij’ (This too shall pass).
 
Ik ken een andere versie van dit verhaal en ik denk dat die andere versie beter is. De andere versie is dat ze niet tot een conclusie konden komen. En dat lijkt me juist. Hoe kunnen experts tot een conclusie komen? Twisten kunnen ze, argumenteren. Heb je ooit mensen gekend die twistziek zijn, filosofen, theologen? Heb je ooit meegemaakt dat ze tot een conclusie zijn gekomen? Nee. Ook al geef je ze een conclusie waar al overeenstemming over bereikt is, gaan ze nog over die conclusie twisten en verschillende kanten uit gaan. Zo is het altijd geweest.
Het gebeurde in deze eeuw met Freud – een man met veel kennis, maar geen wijze man, niet in de zin dat Boeddha wijs is – iemand die heel diep, doordringend kon denken. En geleidelijk aan, al zijn discipelen – Karl Gustav Jung, Adler en anderen – die naar hem toe waren gekomen omdat ze dachten dat er een conclusie was, dat er iets ontdekt was… het bleek gewoon een kruispunt te zijn waar ze uit elkaar zijn gegaan. Al zijn discipelen gingen een andere kant uit. En degenen die bij hem bleven waren mindere figuren. Er was geen enkel genie onder degenen die waren gebleven. Alle genieën waren vertrokken – ze argumenteerden, twistten, vertrokken en het werden vijanden.
 
Voor mensen met kennis is het onmogelijk om over iets tot een conclusie te komen. De andere versie vertelt dat ze geen overeenstemming konden bereiken, daarom gingen ze naar een soefi heilige om zijn advies te vragen. De soefi heilige had de ring al – wijze mensen hebben de ring altijd al.
Hij nam gewoon de ring van zijn vinger af, gaf deze aan hen en zei: ‘Geef het maar aan de koning. Maar vertel hem dat er maar één voorwaarde aan zit: alleen als hij voelt dat hij het nu niet meer kan verdragen, dan moet hij de ring openmaken. De boodschap zit verborgen onder de steen, maar hij moet hem niet gewoon uit nieuwsgierigheid openmaken want dan loopt hij de boodschap mis.
De boodschap is er wel, maar er is een juist moment in je bewustzijn voor nodig om hem tegen te komen. Het is geen dode boodschap die je kunt openmaken en lezen. Hij zit onder de steen geschreven, maar er moet aan een voorwaarde worden voldaan: als alles verloren is en de mind kan niets meer doen, de verwarring is volledig, de doodsangst volmaakt en je kunt verder niets meer doen, je bent volkomen hulpeloos, dan pas moet je hem openmaken – en dan zal de boodschap daar zijn.’
 
En dit is juist. Ik zou deze voorwaarde ook graag stellen, want zonder die voorwaarde wil zeggen dat de boodschap daar is en iedereen hem kan lezen – dan is die boodschap ook niet veel waard. Je moet een bepaald niveau van bewustzijn bereiken, dan kun je het pas begrijpen.
Het begrip zit hem niet in de woorden, het begrip zit binnenin jou. De woorden zullen het begrip alleen maar op gang brengen, dat is alles, maar het moet er al zijn om op gang gebracht te worden.
 
De koning hield zich aan de boodschap. Het land was verloren, de vijand kreeg de overhand. Er deden zich veel momenten voor waarop hij op het punt stond om de steen eraf te halen om de boodschap te lezen, maar hij vond het punt nog steeds niet bereikt: ‘Ik leef nog. Ook al is het koninkrijk verloren, ik kan het nog steeds terugkrijgen, het kan heroverd worden.’
Hij vluchtte uit het koninkrijk weg gewoon om zijn leven te redden. De vijand komt achter hem aan, hij kan de paarden horen, hun geluiden die steeds dichterbij komen. En hij blijft maar rennen. Zijn vrienden verloren, zijn paard gaat dood, dan rent hij te voet verder. Zijn voeten zijn bloederig geworden, overal gesneden. Hij kan zelfs geen centimeter vooruit maar hij moet blijven rennen. Hij heeft honger en de vijand nadert, steeds dichterbij. En dan komt hij op een doodlopende weg. De weg houdt op, er is verder geen weg. Er is alleen maar een afgrond. En de vijand komt steeds dichterbij. Hij kan niet meer terug, daar is de vijand. Hij kan niet springen. De afgrond is zo diep, dat wordt gewoon zijn dood. Nu lijkt er niets meer mogelijk – maar hij wacht toch nog op de voorwaarde.
 
Hij zegt: ‘Maar toch leef ik nog. Misschien gaat de vijand wel een andere kant uit. Misschien ga ik niet dood als ik in die afgrond spring. Er is nog niet aan de voorwaarde voldaan.’
En dan voelt hij ineens dat de vijand erg dichtbij is. En als hij wil gaan springen ziet hij twee leeuwen die net in de afgrond zijn verschenen en naar hem zitten te kijken – hongerig, woest. Nu is er geen moment meer te verliezen, want de vijand komt steeds dichter en dichter en dichterbij en hij kan zijn laatste ogenblikken op zijn vingers aftellen.
Plotseling pakt hij de ring, maakt hem open, kijkt achter de steen. Er is een boodschap en die boodschap luidt: ‘Ook dit gaat voorbij.’
 
Plotseling is alles ontspannen. ‘Ook dit gaat voorbij.’ En natuurlijk gebeurt het: de vijand gaat een andere kant uit en hij kan hun lawaai niet zo goed meer horen; ze gaan verder weg. Hij gaat zitten. Hij gaat eens goed slapen, uitrusten. En binnen tien dagen heeft hij zijn legers bij elkaar, komt terug, herovert het land, zit weer in zijn paleis. Er wordt luid gejuicht en feest gevierd. De mensen gaat uit hun dak. Ze dansen in de straten, er is veel kleur en licht en vuurwerk. En hij voelt zich zo opgewonden, zo blij en zijn hart klopt zo snel, dat hij denkt dat hij misschien wel dood zal gaan van de blijdschap.
Plotseling herinnert hij zich de ring, maakt hem open, kijkt ernaar. Daar staat geschreven: ‘Ook dit gaat voorbij.’ En hij ontspant. En ze zeggen dat hij door deze boodschap de zuivere wijsheid bereikt. ‘Ook dit gaat voorbij.’


Ook dit gaat voorbij…
Perzische soefi dichters

Altijd als er een bepaalde stemming in je opkomt, van boosheid, haat, passie, seks, ellende, verdriet, blijdschap, zelfs tijdens het mediteren, een moment van intens geluk, bedenk dan altijd: Ook dit gaat voorbij. 
Laat het een voortdurende bewustzijn worden: Ook dit gaat voorbij.
En wat gebeurt er met je als je dit voortdurend kunt blijven herinneren? Dan zal blijdschap geen blijdschap zijn – gewoon een fase, een wolk die komt en gaat.
JIJ BENT HET NIET! Het komt en gaat voorbij.

HET IS NIET JOUW WEZEN. Het is iets toevalligs. Het is iets aan de buitenkant. Jij bent er getuige van.
Als je je herinnert: ‘Ook dit gaat voorbij. Ook dit gaat voorbij. Ook dit gaat voorbij…’ dan sta je er plotseling los van. Het komt naar je toe maar je bent het niet. Het gaat weg, jij blijft achter, intact, onaangeraakt.
Ellende komt, laat het komen. Onthoud gewoon, dit gaat ook voorbij. Blijdschap komt, onthoud, dit gaat ook voorbij. En geleidelijk aan wordt er een afstand geschapen tussen de stemmingen en jou. Je bent er niet meer mee geïdentificeerd. Je bent een getuige geworden. Kijk er gewoon naar, een toeschouwer. Je maakt je niet meer druk, je bent onverschillig geworden.
 
Er daalt een stilte op je neer, stilte die niet door jou gemaakt is, stilte die geen geforceerde kalmte is, een stilte die plotseling uit onbekende bronnen neerdaalt, uit het goddelijke, uit het geheel.
En dan ben je gekristalliseerd. Dan is er niets wat je fundamenten doet schudden. Dan is er niets wat je doet beven. Niets! Vreugde, verdriet. En dan weet je dat ze allebei hetzelfde zijn.
Als de voorkant vreugde is, is de achterkant verdriet.
Als de voorkant verdriet is, is de achterkant vreugde.
Ze zijn hetzelfde.
Als vreugde naar je toe komt, ziet het er als vreugde uit. Als het van je vandaan gaat, is het verdriet.
 
Hoe meer afstand, hoe meer bewustzijn.
Hoe meer bewustzijn, hoe meer afstand.
Je komt tot rust. Je wordt een Boeddha onder de Bodhiboom.


Ook dit gaat voorbij (in Arabische letters).

Maar dit gebeurt pas als je sterft zoals je bent. Dit is een wedergeboorte, de geboorte van het volkomen nieuwe. Het oude moet uit de weg. Je oude houdingen, concepten, filosofieën, ideologieën, je oude identiteit, het oude ego, ze moeten allemaal voor het nieuwe uit de weg gaan.
Het nieuwe is er altijd, maar er is geen ruimte in jou om er te komen. De gast is gekomen maar de gastheer is er nog niet klaar voor.
Geef eens ruimte! Word eens wat ruimer in jezelf. Maak ruimte, leegte.
En dit is een loper, een sleutel die overal op past. Onthoud dat.
De ring die ze ontworpen hadden was er een waarin gegraveerd stond: ‘Ook dit gaat voorbij.’ 
Laat het altijd in je herinnering blijven. Laat het zo diep voortduren dat je zelfs in je slaap weet: ‘Ook dit gaat voorbij.’ Zelfs in je dromen weet je: ‘Ook dit gaat voorbij.’
Laat het worden als de ademhaling, altijd daar, een aanwezigheid. En die aanwezigheid zal je transformeren.
Het is een loper, hij kan de geheimste deur naar je eigen wezen openen en vandaaruit, daarlangs, naar het wezen van het bestaan zelf.
 
Osho, Until You Die – Discourses on the Sufi Way,
pp. 180 and 202 – 206.
 
Afbeeldingen:
http://img04.deviantart.net/ac80/i/2010/036/f/8/this_too_shall_pass_by_shrijit.jpg
https://sjoycarlson.files.wordpress.com/2014/08/this-too-shall-pass.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


De samenzwering van twee zenmeesters


Bayazid stelt de koning op de proef


Rekensommetje met schapen


De warme toetssteen


Is uw theorie wel krankzinnig genoeg?