Vertrouwen is als een toetssteen, in staat om ieder gewoon metaal in goud te veranderen. Gooi hem dus, gewoon vanuit een oude gewoonte, niet weg!
Er is een verhaal dat, toen de grote bibliotheek van Alexandrië afbrandde, er één boek gered werd. Maar omdat het geen waardevol boek was werd het voor een paar stuivers gekocht door een arme man, die een beetje kon lezen. Erg interessant was het niet, toch zat er iets heel interessants in. Dat was een dun reepje perkament waarop het geheim van de ‘toetssteen’ stond geschreven.
De toetssteen was een kleine kiezelsteen die ieder gewoon metaal in zuiver goud kon veranderen. De tekst legde uit dat hij op de kust van de Zwarte Zee lag, tussen duizenden en duizenden andere kiezelsteentjes die er precies op leken. Maar dit was het geheim: de echte steen zou warm aanvoelen, terwijl de gewone kiezelstenen koud waren.
De man verkocht dus de paar bezittingen die hij had, kocht wat simpele voorraden, ging aan de kust kamperen en begon de kiezelstenen te testen. Dit was zijn plan: hij wist dat hij misschien wel dezelfde kiezelstenen honderden keren op zou pakken als hij gewone stenen oppakte en ze weer weggooide omdat ze koud waren.
Als hij er dus eentje voelde die koud was, gooide hij die de zee in.
Hij was hier een hele dag mee bezig maar geen enkele ervan was de toetssteen. Hij besteedde er vervolgens een week aan, een maand, een jaar, drie jaar… zonder de toetssteen te vinden.
Toch bleef hij op deze manier maar doorgaan: een steentje oppakken, het is koud, gooi het de zee in… enzovoort, enzovoort. Stel je die man eens voor die dat jarenlang doet – een steentje oppakken, het is koud, gooi het de zee in… van ochtend tot avond, jaren en jarenlang.
Maar op een ochtend pakte hij een kiezelsteen op en die was warm… en hij gooide hem de zee in.
Hij had de gewoonte ontwikkeld om ze in zee te gooien, begrijp je, en uit gewoonte deed hij dat ook toen hij uiteindelijk de toetssteen had gevonden, die arme drommel.
Zo werkt de mind nou. Vertrouwen is een toetssteen. Het komt heel zelden voor dat je iemand vindt waar je op kunt vertrouwen. Het komt heel zelden voor dat je een hart vindt die warm, liefdevol is, waar je op kunt vertrouwen. Gewoonlijk kom je kiezelstenen tegen die op de toetssteen lijken, bijna precies hetzelfde, maar die allemaal koud zijn. Jaar in, jaar uit, helemaal van kinds af aan: je pakt een steentje op, je voelt eraan, het is koud, je gooit het de oceaan in.
Op een dag – het is iets heel zeldzaams – kom je een echte toetssteen tegen. Je pakt hem op, hij is warm, maar toch gooi je hem weg. Dan sta je te huilen en te wenen, dan kun je je niet voorstellen hoe dat heeft kunnen gebeuren – maar het is een simpel mechanisme.
Je bent al van kinds af aan opgevoed om te wantrouwen. Je bent op zo’n manier opgevoed dat je niet kunt vertrouwen. Twijfel zit diep in je wezen gestopt. Het is in feite een overlevingsmechanisme: als je niet twijfelt zal het niet mogelijk zijn om te overleven. Je moet naar de wereld kijken met vijandige ogen, alsof iedereen je vijand is. Niemand is warm, niemand is een toetssteen.
Je kunt je eigen ouders niet eens vertrouwen. En het kind komt er geleidelijk aan achter dat er niemand is die je kan vertrouwen. De ouders zitten vol tegenstrijdigheid, ze zeggen het ene maar doen het andere. Het kind raakt erg in verwarring. Het is heel moeilijk voor het kind om er wijs uit te worden wat de moeder nou echt wil. In feite weet de moeder het zelf niet. En het kind voelt steeds weer dat het onmogelijk is om iemand te vertrouwen…
Je vader zegt steeds tegen je: ‘Wees eerlijk.’ Maar je komt er duizend en één keer achter dat hij niet eerlijk is. Hij zegt zelfs tegen het kind dat het tegen de bedelaar die aan komt kloppen moet zeggen dat papa niet thuis is. En het kind staat voor een raadsel: de vader zegt ‘wees eerlijk, nooit liegen’ – en hij liegt zelf! Hoe moet je dan vertrouwen?
En het kind vraagt: ‘Is er een God?’ En de vader zegt, met stellige overtuiging: ‘Ja, die is er. God heeft de wereld geschapen.’ En op een goede dag komt het kind erachter: ‘Mijn vader wist er niets van. Hij heeft gewoon misleid, gebluft. Hij is zelf nog op zoek. Hij heeft God niet gekend. Hij heeft niet geweten of God de wereld heeft geschapen.’
Wantrouwen wordt geboren. Als je steeds weer de koude steentjes voelt, raak je eraan gewend om ze weg te gooien. Dan gebeurt niet alleen dit, maar er komt een nog groter gevaar uit voort. Je gaat iedereen wantrouwen die om je heen is… je leraren, je ouders, je vrienden, de buurt, de maatschappij, de priester, de politicus. Het zijn allemaal bedriegers, ze misleiden je allemaal. Niemand valt te vertrouwen in deze wereld: deze conclusie begint vroeg of laat bij het kind te dagen. Dan is er een nog grotere schade berokkend: hij kan zichzelf niet eens meer vertrouwen. Waarom? Omdat niemand het goed vindt, alles wat hij volgens zijn eigen natuur doet. Alles wat hij volgens zijn eigen gevoel doet is altijd fout, wordt fout gevonden.
Hij wil buiten gaan spelen met de kinderen en zijn moeder zegt: ‘Ga je huiswerk maken.’ Als hij op zijn eigen gevoel moet vertrouwen gaat hij naar buiten om te spelen, maar dat is gevaarlijk. Dan wordt moeder kwaad en wordt morgen de leraar op school kwaad… met alle straf van dien. Hij kan niet op zijn eigen gevoel vertrouwen, dus dwingt hij zichzelf om daar zijn huiswerk te gaan zitten maken. Als hij wil zingen kan hij niet zingen. Als hij wil spelen kan hij niet spelen. En wat hij ook wil, iedereen lijkt ertegen te zijn. Het lijkt wel een samenzwering.
Geleidelijk aan komt hij erachter dat ‘als ik mijn ding doe, word ik gestraft. Als ik mijn ding niet doe, word ik beloond.’
Hoe kun je jezelf dan nog vertrouwen? Gevaarlijk.
Dus eerst verliest hij het vertrouwen in anderen, dan verliest hij het vertrouwen in zichzelf…
Straks moet je nog, omdat je geleerd hebt om te wantrouwen, het ook afleren. Zoals je hebt leren te wantrouwen moet je ook leren om te vertrouwen.
En het is gemakkelijk om wantrouwen te leren want dat vervult je ego heel erg. Om te leren vertrouwen is moeilijker, omdat het je ego heel erg verbrijzelt.
Vertrouwen brengt een nieuwe bries in je leven, een nieuwe opening, een nieuwe deur. Je bent die kant nog nooit op gereisd, je bent nog nooit in die richting gegaan. Dat is iets wat je niet kent, wat vertrouwd is. Je beweegt je in iets vreemds, er komt angst omhoog…
In het begin zal het moeilijk zijn, gewoon vanwege oude gewoonten. Maar als het eenmaal gebeurt zul je, beetje bij beetje, centimeter voor centimeter, vervuld worden van zoveel warmte dat je in staat zult zijn om steeds meer te riskeren.
Osho, The Divine Melody – Discourses on Songs of Kabir, pp. 191 – 196.
Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.
Afbeeldingen:
http://media.gettyimages.com/videos/man-picking-up-and-throwing-pebbles-on-beach-north-truro-usa-video-id77565147?s=640×640
http://4.bp.blogspot.com/-a4QjE9le3x4/TbhCcSYvLwI/AAAAAAAAAfM/9Co1x9yNhg4/s1600/pebble+hand+copy.jpg
Vorige verhalen

Is uw theorie wel krankzinnig genoeg?

Rinzai bij de slager

God verschijnt aan Majnun