De tien blinden

Word subjectiever, meer alert op jezelf.

Een oud Oosters verhaal gaat over tien blinde mannen die een beek over gingen steken. De stroming was erg sterk, dus grepen zij elkaars handen vast, omdat zij bang waren dat iemand door de stroming zou worden meegevoerd. Zij bereikten de andere oever, en een van hen zei: ‘Het is goed om te gaan tellen, want het was echt een gevaarlijke stroom. Iemand kan uitgegleden zijn, zonder dat we ons er misschien van bewust waren.’

Dus begonnen ze te tellen. Het was een grote schok, en ze begonnen allemaal te huilen en te wenen; iedereen probeerde het, maar ze telden er altijd negen – omdat niemand zichzelf telde. 
Natuurlijk begon iemand te tellen: ‘Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen … Mijn God, één is weg!’
Dus zaten ze allemaal te huilen.

Een houthakker stond naar dit hele drama te kijken en hij zei dat hij nog nooit tien blinde mannen bij elkaar had gezien. 
Ten tweede, wat voor een stom idee hadden die mensen. Waarom was het nodig om de beek over te steken, nu die zo sterk was en overstroomde? En bovenal, nu waren ze aan het tellen en aan het huilen en wenen om iemand – ze wisten niet wie, maar er was vast iemand door de stroom meegevoerd.
Terwijl hij toekeek hoe ze telden, verbaasde hij zich er gewoon over hoe het mogelijk was dat ze met zijn tienen waren, maar dat ze met tellen steeds op negen uitkwamen.
Er was hulp nodig, dus kwam hij uit zijn boom naar beneden en zei: ‘Wat is er aan de hand?’

Zij zeiden allemaal: ‘Wij zijn een van onze vrienden kwijt. We waren met zijn tienen, en nu zijn we nog maar met zijn negenen.’
De man zei: ‘Jullie hebben gelijk, jullie waren met zijn tienen. Ik kan jullie tiende man wel vinden, maar op één voorwaarde.’
Ze zeiden: ‘We accepteren elke voorwaarde, maar onze vriend…’
Hij zei: ‘Het is geen grote voorwaarde, het is een simpele voorwaarde. Ik zal de eerste man op zijn hoofd slaan; hij moet “één” zeggen. Dan zal ik twee keer op het hoofd van de tweede slaan; hij moet “twee” zeggen. Dan sla ik drie keer op het hoofd van de derde; hij moet “drie” zeggen. Zo vaak als ik sla, moet diegene het nummer uitspreken.’
Ze zeiden: ‘Als dit de manier is om de verloren vriend te vinden, zijn we daar toe bereid.’

Dus hij genoot erg van het slaan en hij sloeg hen om de beurt. 
Toen hij de tiende man tien keer had geslagen, zei hij “tien.” 
Alle negen zeiden ze: ‘Jij idioot, waar ben je geweest? Onnodig zijn we allemaal in elkaar geslagen! Waar heb jij je tot nu toe verstopt?’
Hij zei: ‘Ik stond hier gewoon, ik was zelf aan het tellen, en het kwam steeds op negen uit. Dit lijkt wel een wonderbaarlijke man te zijn; hij is erin geslaagd om de tiende man te vinden.’

Het verhaal is veelzeggend om de eenvoudige reden dat het onze gewoonte is geworden om onszelf niet mee te tellen. 
Dus als je naar je gedachten kijkt, van binnen, ben je je er niet van bewust dat er ook een toeschouwer is. 
Wanneer je naar de stilte kijkt, ben je je er niet van bewust dat je niet naar stilte kunt kijken als je er niet bent…

Al wat je moet doen heeft dus te maken met het verleggen van je focus van het object naar het subject. 
Maak je niet druk om woede, of stilte, of liefde. 
Zorg voor diegene die dit allemaal overkomt, en blijf daar gecenterd.

Osho, The Golden Future, pp. 30 – 32.

Afbeelding:
http://1.bp.blogspot.com/-dA2b3aEr05c/UOVjacZ4hrI/AAAAAAAABhM/hDNmyj1auIQ/s1600/DSC09907d.JPG

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


Bodhidharma en de keizer

 


De poorten van de hel

 


Op zoek naar een kameel op het dak

 


Drie vissen gevangen – of gekocht?

 


Archimedes ontspant in zijn badkuip

 


Water halen voor Boeddha