
Ken je een klein gedicht van Rabindranath Tagore, ‘De Koning van de Nacht’?
Er was ooit een oude tempel, erg oud. De tempel was enorm groot. Hij had duizenden beelden en duizend priesters. De hoofdpriester droomde op een nacht dat god tegen hem zei, ”Morgen kom ik de tempel eens bezoeken. “Ga schoonmaken, maak je voorbereidingen. Ik kom voor de eerste keer naar je tempel. Je hebt lang gewacht, nu is de tijd gekomen.”
Hij werd midden in de nacht wakker. Hij liet al de priesters opstaan. Ze waren verbaasd: “Wat is er aan de hand?” – want dit was nooit eerder gebeurd.
De hoofdpriester zei tegen hen, “Ik had een droom. Ofschoon het een droom is, wie weet? Het kan waar zijn, het kan misschien gewoon een aanduiding zijn dat hij komt.”
Ze lachten en giechelden. Ze zeiden, “Je wordt oud, je wordt een beetje seniel. Een droom is een droom, en jij verstoort onze slaap.”
De hoofdpriester zei, “Het spijt me, maar ik moet jullie zeggen geen risico te nemen. Er is niets mis met de tempel schoon te maken en het beste voedsel te bereiden, de beste kamer voor hem om te rusten. Het geeft in ieder geval de tempel een goede voorjaar schoonmaakbeurt. Er is in geen honderden jaren schoongemaakt, dus dit is een goede gelegenheid. Als hij komt, goed; als hij niet komt, het kan toch geen kwaad.”
Ze hadden begrip voor het argument. En hij zei, “Als we niets doen en hij komt toch, leg dan de schuld niet bij mij. Ik ben er niet verantwoordelijk voor. Ik heb het jullie gezegd.”
Ze voelden allen dat er een kern van waarheid, een zeer overtuigend argument in was. Dus maakten zij de volgende dag de hele tempel schoon. Het was een enorme tempel. Om hem schoon te maken – en het was honderden jaren lang niet gebeurd – was een enorm karwei. Ze haalden veel andere mensen – duizend priesters en honderden andere mensen van de naburige dorpen die gewoonlijk daar kwamen bidden. Dus zij kwamen, en al de beelden werden schoon gemaakt – fijne geur, bloemen, guirlandes, lekkernijen en heerlijk voedsel werd bereid. Voor de eerste keer zou god komen. Maar zij allen wisten diep vanbinnen, “Het is enkel een droom, en we zijn er onnodig mee lastig gevallen, maar wat kunnen we eraan doen?”
En zij wachtten en ze wachtten en wachtten. De zon ging onder en hij was niet verschenen. En ze begonnen boos te worden omdat de priesters niet konden eten voordat god het voedsel had genomen. Iedere dag offerden ze voedsel aan de beelden en beelden eten niet – dat is het enige goede aan beelden. Dus zij boden het voedsel aan, en dan namen ze het voedsel terug. Nu was het heilig geworden, god had het als een geschenk gegeven. Het werd prasad, heilig, gewijd. Dan konden ze eten.
Maar vandaag was het anders. God zelf zou komen, en als hij hen etende vond voor hij er was, dat zou moeilijkheden geven. Maar tegen de avond werden ze boos op de hoofdpriester. Ze zeiden, “Je droom heeft onze nacht verstoord, en heeft onze dag verstoord. We hebben de hele dag gewerkt en we hebben honger, en we kunnen niet eten, we kunnen niet drinken. En nu is de zon onder, en dag is voorbij. Dus het is beter dat we nu ons voedsel aanbieden aan onze beelden, het terug nemen, gaan eten en dan slapen.”
De hoofdpriester kon verder niets meer zeggen. Hij voelde ook, “Ze hebben gelijk.” Maar diep van binnen was zijn droom zo levendig en zo vol kleur dat hij hen slechts met tegenzin toestemming gaf. Maar hij begreep hun argument: “Hoe lang moeten we wachten? De dag is voorbij, we hebben genoeg gewacht.” Dus aten ze. Ze waren moe, dus ze gingen vroeg slapen.
En midden in de nacht kwam de wagen van god, met veel lawaai … de wagenwielen op een stoffige weg. Iemand hoorde het geluid en half slapend en half wakker zei hij, “Kijk! Het lijkt dat hij is gekomen. Ik heb het geluid van wagenwielen gehoord.”
Iemand riep, “Hou op! Begin nou niet weer over dat onderwerp. Wil je onze slaap weer verstoren? Het is geen wagen! Het is gewoon onweer dat dondert in de lucht! Ga slapen!”
En toen stopte de wagen recht voor de tempel, maar de deur was gesloten. Toch ging hij de trappen op – er waren veel treden naar de tempel. Er zijn in India tempels met honderd treden, tweehonderd treden, driehonderd treden … daarna vind je de hoofdingang.
De Koning van de Nacht klopte op de deur. En opnieuw hoorde een andere priester het kloppen. Hij zei, “Luister, iemand klopt op de deur. Misschien is hij gekomen.”
Weer schreeuwde iemand, “Kun je niet ophouden? Kun je ons niet laten slapen? Er is niemand die op de deur klopt! Het is gewoon de wind!” Dus gingen ze opnieuw slapen.
De Koning van de Nacht wachtte aan de deur. Er was geen teken dat er iemand zou komen om de deur te openen, dus keerde hij terug naar zijn wagen.
In de ochtend zagen zij dat een wagen voor de deur had gestaan op de stoffige weg. Ze konden de sporen van de wagenwielen zien, en ze konden aan het stof op de treden zien dat iemand naar de deur was gelopen. Maar nu was het te laat – er was nu niets meer aan te doen. Ze hadden het gemist.
Dit is een klein gedicht van Rabindranath Tagore, wat een punt benadrukt: wachten. Het is nooit genoeg. Bewust wachten, alert, een getuige zijn bij wat er ook gebeurt maar niet vragen dat een bepaalde hypothese wordt vervuld, want de mind heeft de capaciteit elke hallucinatie te creëren die je vraagt. Je kunt Christus zien, je kunt Krishna zien, je kunt iedereen zien die je wenst.
De mind heeft de capaciteit om te dromen, en het heeft de capaciteit om met open ogen te dromen – dit wordt hallucinatie genoemd. Als je doorgaat om iets te vragen, dan zal het verschijnen alsof het werkelijk is. Mind kan werkelijkheid geven aan alle soorten leugens.
Dus je moet al je vooroordelen opzijzetten, al je denkbeelden, al je projecties … en al je goden opzij. Je moet je eigen wezen binnengaan gewoon oplettend, wachtend, het bestaan vertrouwen dat wanneer de tijd daarvoor rijp is en je lente komt, het gras vanzelf zal groeien.
Elke boom vertrouwt het bestaan – de lente komt, de bloemen bloeien, de vruchten komen. Waarom kan jij niet wachten op de juiste tijd? Waarom zou jij eisen stellen aan de natuur? Een eisende mind is niet de mind van een zoeker. Een zoeker wacht eenvoudig en staat het bestaan haar eigen tijd toe, haar eigen wijsheid. Altijd wanneer je rijp bent, wanneer je werkelijk klaar bent, zullen de deuren voor je opengaan. Je hoeft niet te kloppen.
Meer: I Celebrate Myself #5 deel 3
Image by DIXIT RAJPUT from Pixabay.