De aanbidder staat niet los van het aangebedene.
Deze organische eenheid begrijpen is de ware religie.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei de oceaanvis, ‘jij bent ouder dan ik, dus kun je me vertellen waar je dat ding vindt dat ze de oceaan noemen?’
‘De oceaan,’ zei de oudere vis, ‘is datgene waar je je nu in bevindt.’
‘Oh, dit? Maar dit is water. Wat ik zoek is de oceaan,’ zei de teleurgestelde vis terwijl hij wegzwom om ergens anders te gaan zoeken.
Dit is een oude parabel. Maar dit is een van de mooie kanten van parabels, dat ze nooit oud worden. Ze blijven altijd relevant… omdat de parabel over jou gaat – niet over de vis, niet over de oceaan.
Iedereen is op zoek naar de waarheid; iedereen is op zoek naar God; iedereen is op zoek naar het wonderbaarlijke, de mysterieuze bron van het leven.
En het is de zelfde situatie: de jongere vis vraagt aan de oudere vis: ‘Waar is dat ding dat ze de oceaan noemen? Ik hoor er zoveel over.’
En de oudere vis zei: ‘Je bent erin.’
En natuurlijk zei de jongere vis: ‘Maar dit is water en ik ben op zoek naar de oceaan.’
Hij was zo teleurgesteld dat hij zei: ‘Je kunt beter ergens anders heen gaan om de waarheid te vinden – wat de oceaan is.’
God is de oceaan waarin jij je bevindt, want God is een andere naam voor leven. Je ademt God elk moment in en uit. Het is God die in je hart klopt. Het is God die in je bloed stroomt. God is je merg, je botten, je intelligentie, je bewustzijn.
Maar omdat de vis in de oceaan geboren is – het is zo dichtbij – denkt ze: dit is alleen maar water. Dit is alleen maar lucht die je in- en uitademt.
En mensen zoeken net als de vis, en ze zullen nooit vinden – tenzij ze stoppen met zoeken en gewoon beginnen te kijken naar wat ze zijn, wat hun bewustzijn is, wat hun leven is.
En ze zullen verrast zijn dat het niet nodig was om ergens naartoe te gaan. Alles waar ze naar zochten, omringde hen aan de buitenkant, en ze werden erdoor vervuld in hun diepste wezen.
Het hele bestaan is God. Het zijn de religies die de misvatting hebben gecreëerd dat God de wereld heeft geschapen – dus hebben ze je het idee gegeven dat de wereld en God twee zijn, zodat je op zoek moet gaan naar de schepper.
Ik wil dat je die dualiteit volledig vernietigt. God is niet de schepper, maar de schepping zelf. Hij is in de bomen en hij is in de rivieren en hij is in de maan en hij is in de zon en hij is in jou. Behalve God is er niets anders.
De zoeker is de gezochte, de jager is de opgejaagde, de waarnemer is het waargenomene.
En zodra je je dit realiseert, komt er zo’n diepe ontspanning, zo’n vrede die diep op je neerdaalt waarvan je nooit eerder hebt gedroomd. Er komt zo’n helderheid in je ogen dat je overal immense schoonheid begint te zien, onmetelijke schoonheid, enorme goedheid.
In de kleinste dingen van het leven begin je de hartslag van het universum te voelen.
Dit is onze tempel en dit is onze God en we maken er deel van uit.
De aanbidder staat niet los van het aangebedene.
Deze organische eenheid begrijpen is de ware religie.
Osho: The Rebellious Spirit, p. 128.
Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Vorige verhalen
De maan is de maan…
God weet wel wat hij doet!
Gewoon sinaasappelsap
Haar wang was altijd nat van de tranen
Sariputta moet lachen