Sariputta moet lachen

Eerst moet je een ontvanger worden, eerst moet je tot stilte komen, dan is verbondenheid mogelijk, eerder niet.

Er kwam eens een man bij Boeddha. Hij was een groot geleerde, een soort professor, had veel boeken geschreven, was bekend in het hele land. Maulingaputta was zijn naam.
Hij zei tegen Boeddha: ‘Ik ben met tientallen vragen gekomen en u moet ze beantwoorden.’
Boeddha zei: ‘Ik zal ze wel beantwoorden, maar u moet aan één voorwaarde voldoen. Gedurende een jaar moet u in totale stilte bij mij zijn, daarna zal ik antwoorden – niet eerder. Op dit moment kan ik wel antwoorden, maar u zult de antwoorden niet ontvangen, omdat u er niet klaar voor bent, en wat ik ook zeg, u zult het verkeerd interpreteren, omdat u te veel interpretaties in uw mind heeft. Alles wat ik zeg moet door uw mind gaan. Wees een jaar lang stil, zodat u de kennis kunt laten vallen. Wanneer u leeg bent, zal ik alles wat u wilt vragen beantwoorden, dat beloof ik u.’

Terwijl hij dit zei, begon een andere discipel van Boeddha, Sariputta, die onder een boom zat, te lachen – onbedaarlijk te lachen.
Maulingaputta voelde zich vast in verlegenheid gebracht. 
Hij zei: ‘Wat is er aan de hand? Waarom lacht u?’
Hij zei: ‘Ik lach niet om u, maar om mezelf. Er is een jaar voorbijgegaan. Deze man heeft mij ook bedrogen. Ik was met veel vragen gekomen en hij zei “wacht maar een jaar,” en ik heb gewacht. Nu moet ik lachen, want nu zijn die vragen verdwenen. Hij blijft maar vragen, “kom nou met die vragen!” maar ik kan niet op die vragen komen. Ze zijn verdwenen.’ 
Dus, Maulingaputta, als u echt wilt dat uw vragen worden beantwoord, stel ze dan nu, wacht niet een jaar. Deze man misleidt u.’

Osho: The Discipline of Transcendence – Discourses on the Forty-two Sutras of Buddha, Vol. 1, p. 10-11.

Afbeelding:
http://postsfromthepath.com/wordpress/media/happy-monk.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

De olifant en de muis

 

De schaduw van de verborgen schat

 

Kant komt er niet uit

 

Plato’s zuivere wiskunde

 

Waarom zoek je geen paard?