De drie dwazen

De mens doet zich altijd anders voor dan hij is; dat is een manier om zich te verbergen. Dit is jouw verhaal, dit is het verhaal van de mens.

Luister ernaar. Het is een van de mooiste verhalen die ik ooit ben tegengekomen.
Het is een Chassidisch verhaal. Het vertelt dat er een hele grote stad was. Ze leek groot voor degenen die er woonden. In feite was ze niet groter dan een kleine schotel. 


Schotelstad (James Johnston).

De huizen van de stad waren wolkenkrabbers. En de mensen die er woonden – zij beweerden dat de toppen van hun huizen bijna de hemel raakten. Maar voor degenen die niet misleid waren, leek de stad niet hoger dan… een ui. In die stad waren mensen uit tien steden bijeen – miljoenen mensen. Maar voor degenen die konden tellen, waren er slechts drie dwazen in die stad, en geen mens meer.

De eerste dwaas was een groot denker; hij was een groot systeembouwer, een metafysicus – bijna een Aristoteles. Hij kon overal over praten. Je kon hem iets vragen en hij had kant-en-klare antwoorden.
Het gerucht ging in de stad dat hij de grootste ziener was. Hij was natuurlijk stekeblind. Hij kon de Himalaya recht voor zijn ogen niet zien, maar hij kon de poten van de mieren tellen die over de maan kropen.
En hij was stekeblind – maar hij was een logicus. Hij zag dingen die niemand ooit had gezien: God, engelen, hemel en hel. Hij vond de alledaagse wereld die je kon zien maar niets. Hij waardeerde altijd het ongeziene, wat hij alleen kon zien en niemand anders. 


De stekeblinde man, die altijd zat te lezen in de bibliotheek…

De tweede man hoorde de muziek van de sferen. Hij hoorde de dansende atomen, de harmonie van het bestaan… maar hij was stokdoof. 


De tweede, doofstomme man, zat te luisteren naar de muziek van de sferen.

En de derde dwaas, de derde man, was poedelnaakt. Hij had niets. Hij was de armste man die ooit had bestaan – behalve dat hij een zwaard had, dat hij altijd op zijn hoede met zich mee droeg. Hij was altijd bang, hij was paranoïde – bang dat iemand hem op een dag zou beroven. Natuurlijk had hij niets.


De derde man, straatarm, maar altijd bang om bestolen te worden.

Zij voerden overleg met zijn allen, omdat er een gerucht ging dat hun stad in een diepe crisis verkeerde. Ze vroegen de drie dwazen, die als zeer wijs werden beschouwd, of ze zich in het verschijnsel wilden verdiepen: is het waar dat de stad in gevaar is? Is er een crisis op komst? Een of andere catastrofe op handen?

De blinde man keek naar de verre horizon en zei: ‘Ja. Ik zie duizenden soldaten van het vijandelijke land aankomen. Ik kan ze niet alleen zien, ik kan tellen hoeveel het er zijn. Ik kan zien tot welk ras en welke godsdienst ze behoren.’
De dove luisterde zwijgend, piekerde en zei: ‘Ja, ik kan horen wat ze zeggen en ik kan ook horen wat ze niet zeggen en in hun hart verbergen.’
De bedelaar sprong op, de derde dwaas sprong op, nam zijn zwaard in de hand en zei: ‘Ik ben bang. Ze gaan ons beroven.’

Osho: The True Sage – Talks on Hassidism, p. 158 – 160.

Afbeelding:
http://img14.deviantart.net/8876/i/2015/114/8/e/abandoned_futuro_house_in_royse_city__texas_by_element321-d5isqlp.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen


Vijf idioten en een boot

 


Waar moet ik je zoeken?

 


Bodhidharma naar China

 


De Nobelprijs voor de No Mind? 

 


‘Wat nu?’