Ramakrishna hakt Krishna’s hoofd af

Onze eigen verbeelding is de laatste hindernis.

Net in het laatste deel van de 19e eeuw liet Rani Rashmoni een tempel bouwen in Calcutta, in Dakshineshwar op de oever van de Ganges.


Dakshineswar Kali Tempel, gebouwd door Rani Rashmoni

Rani Rashmoni was echter geen hoge kaste Hindoe, zij was een sudra, ze was een onaanraakbare. Daarom was er geen enkele brahmaan bereid om eredienst te gaan houden in haar tempel, hoewel ze ontzettend rijk was en bereid was om zoveel geld te geven als je maar wilde. Terwijl ze aan de brahmanen uitlegde:
‘Ik ben de tempel nog niet eens binnengeweest. Ik ga gewoon de trappen op en maak van daaruit mijn buiging. Ik heb het binnenste heiligdom niet betreden. Ik heb het standbeeld van Krishna dat in de tempel staat niet eens gezien. Het is met mijn geld gemaakt, maar geld kan niet sudra  zijn, want geld gaat voortdurend van hand tot hand, van sudra naar brahmaan, van brahmaan naar chhatriya. Dus kun je niet zeggen dat de tempel een sudra tempel is.’

Maar geen enkele brahmaan was bereid om een priester te zijn in haar tempel – hoewel ze overal in Bengalen had gezocht.
Ramakrishna stemde wel toe. Hij was ongeletterd. Er zijn maar twee klassen van Bengalen, en hij was heel erg arm. Het hele dorp probeerde hem ervan te weerhouden, maar ze wisten allemaal dat hij een beetje excentriek was: als hij iets beslist, dan doet hij het ook. 
Er werd veel over gepraat, dat het door een sudra gebouwd was.
Hij zei: ‘Alle tempels zijn door sudras gebouwd, want de arbeiders, de ambachtslieden, behoren allemaal tot de sudra. Elke tempel is door sudras gemaakt. Kun je me een tempel laten zien die door brahmanen is gemaakt?’


Ramakrishna in Dakshineswar

Niet alleen zijn ze door sudras gemaakt, maar de mooiste delen zijn zelfs door Mohammedanen gemaakt, want die bezitten een traditionele kunstvaardigheid in marmer. Wat zij kunnen, kan niemand anders.
Daarom zei Ramakrishna: ‘Alle tempels zijn door sudras gemaakt, daar is geen twijfel over. En geld maakt niets uit – geld blijft rondgaan. En ik kan het haar niet weigeren want het gaat erom dat Krishna daar is, zonder verering. Jullie hebben van Krishna ook een sudra gemaakt, een onaanraakbare. De rani kan zelf niet naar binnen. Ik ga wel.’

Hij ging erheen. De rani was blij maar op haar hoede, want die man zag er een beetje excentriek uit. Maar iemand was beter dan niemand, dus liet ze Ramakrishna toe.
En toen begonnen de klachten over Ramakrishna binnen te stromen. De klachten dat hij soms vocht met Krishna. In plaats van hem te vereren schreeuwt hij tegen hem, vecht met hem. Hij gebruikt schuttingtaal in zijn bijzijn – hij kwam uit een dorp. Gewoon om hem te straffen geeft hij Krishna soms geen eten. En soms staat hij de hele dag te dansen van de ochtend tot de avond, terwijl hij tot Krishna bidt. 
De rani vroeg aan Ramakrishna: ‘Wat is er aan de hand?’
Hij zei: ‘Het gaat allemaal goed. Als hij goed tegen mij is, ben ik goed tegen hem. En als hij lelijk tegen me doet, doe ik lelijk tegen hem. Soms bid ik urenlang en verschijnt hij niet, dan straf ik hem de volgende dag: dan geef ik hem geen eten. Dat brengt hem bij zinnen. Het is zeker dat ik die dag ook niet eet. De hele dag loop ik te huilen omdat ik hem geen eten gegeven heb, ik heb zelfs de deur niet open gemaakt.’

Een van Ramakrishna’s ervaringen laat zien hoe je illusies kunt scheppen. In het begin -het was Krishna’s verjaardag- zei hij tegen hem: ‘Vandaag moet je verschijnen. Het is geen gewone dag, het is je verjaardag. Ik zal heel de dag en heel de nacht dansen. En als je niet verschijnt’ -er hing altijd een zwaard daar in de tempel- zei hij, ‘dan pak ik dat zwaard en hak ik mijn hoofd af.’ 
Hij danste heel de dag. De avond kwam, de nacht kwam. Het was midden in de nacht – alles was stil.
De tempel staat op een afgelegen plek aan de Ganges. De hele dag hongerig, de hele dag dansen, moe, dodelijk vermoeid, zong en bad hij voortdurend: ‘Verschijn voor mij!’
Toen trok hij het zwaard tevoorschijn en ging zijn hoofd afhakken toen, op dat moment, Krishna verscheen. Het zwaard viel uit Ramakrishna’s hand toen hij Krishna zag.
Dit is nou zoiets simpels – een psychologische kwestie. Als je zoiets doet, raak je het geestelijk evenwicht kwijt. En Ramakrishna was kinderlijk in zijn gedrag, in zijn manier van leven. Hij werd vereerd als een heilige omdat hij kinderlijk was, maar omdat hij kinderlijk was, ervoer hij Krishna oog in oog. 

Een van de grote meesters trok eens door India… In India is er een traditie van vele meesters: ze gaan om de Ganges heen, helemaal tot aan de bron, en dan terug langs de andere oever tot waar ze in de oceaan uitmondt. Een meester kwam gewoon langs en kreeg te horen over Ramakrishna – dat hij Krishna ziet. Hij moest lachen. Hij zei: ‘Dat moet een onschuldige man zijn, maar wel een goedgelovige. Dat moet een onschuldige man zijn, maar wel kinderlijk.’ 

Hij bleef in de tempel en praatte met Ramakrishna. Hij legde hem uit wat er aan de hand was: ‘Het is je eigen schepping wat je doet. Het is jouw verbeelding. Rama verschijnt niet aan jou, Vishnoe verschijnt niet aan jou, Shiva verschijnt niet aan jou. Er is geen sprake van Christus en Mozes en anderen. Waarom verschijnt alleen Krishna aan jou? Het is jouw verbeelding. En als je je geest zo erg onder druk zet dat je je hoofd eraf gaat hakken, natuurlijk gaat je geest dan van alles doen om je leven te redden.’
Ramakrishna zei: ‘Help me dan om die illusie kwijt te raken.’
De meester zei: ‘Ik kan wel helpen, maar waar het werkelijk om gaat moet door jou gedaan worden. Ga jij maar stil zitten, doe je ogen dicht en als Krishna voor je ogen verschijnt, dan hak je hem gewoon in tweeën en dan valt hij uit elkaar. Dat is helemaal niet moeilijk.’
Ramakrishna vroeg: ‘Waar haal ik een zwaard vandaan om hem mee te hakken?’
En de meester zei: ‘Waar je Krishna ook vandaan hebt gehaald! Als je Krishna tevoorschijn kunt halen kun je uit diezelfde verbeelding ook een zwaard tevoorschijn halen om hem mee in tweeën te hakken.’

Ramakrishna probeerde het drie of vier keer, maar zo gauw hij Krishna zag begon hij te zwaaien en dan vergat hij het zwaard en het afhakken en de meester met al zijn lessen. 
De meester zei: ‘Jij bent onmogelijk! Ik zit hier mijn tijd te verdoen. Als jij Krishna in je geest ziet verschijnen hak je hem niet door, je gaat eerder zwaaien. En ik kan aan je gezicht zien dat je er nog van geniet ook.’
Ramakrishna zei: ‘Ik weet dat ik uw tijd zit te verdoen, maar wat moet ik dan, want als hij verschijnt vergeet ik mezelf gewoon.’
Toen zei de meester: ‘Dan neem ik een stuk glas mee en als ik zie dat je gaat zwaaien en je die extatische blik krijgt, dan snij ik je precies midden op je voorhoofd met het glas om je eraan te herinneren dat het nu tijd is. Doe jij hetzelfde: pak dat zwaard en hak Krishna doormidden.’
Hij sneed Ramakrishna werkelijk in zijn voorhoofd en Ramakrishna verzamelde zijn moed om Krishna van binnen door te hakken.
Zes uur lang bleef hij in volkomen stilte zitten en toen hij zijn ogen open deed, waren zijn eerste woorden: ‘De laatste hindernis is genomen… de laatste hindernis is genomen.’

Elk individu moet zijn eigen innerlijke wezen volgen, gedachten laten vallen, verbeelding, emoties, sentimenten – alles wat in de weg komt te staan.

Osho, Light on the Path – Talks given to the Rajneesh Mystery School in the Himalayan foothills of Kulu-Manali, India, and Kathmandu, Nepal, pp. 62 – 64.

Afbeeldingen:
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a1/Kolkatatemple.jpg
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a1/Ramakrishna.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


Wat schildert Picasso?


Levensgevaarlijke proef aan het hof van Janaka


Chuang Tzu droomt over een vlinder


De aartsbisschop en de zenmeester


Een leugentje om bestwil