De helft van Sarmad’s gebed

‘Tot dusver ken ik alleen de eerste helft van het gebed, de andere helft moet ik nog ervaren.’
 
Er was eens een man die Sarmad heette.


Een weergave van de Perzisch Joodse dichter, Sarmad Kashani, 1590-1661,
waarvan men aanneemt dat hij de Torah in het Perzisch heeft vertaald.
Afbeelding met dank aan het Walters Art Museum.

 
Hij herhaalde niet het hele gebed dat de moslims voortdurend herhalen. Het gebed luidt: ‘Er is geen God behalve de Ene.’
Sarmad herhaalde alleen de eerste helft van het gebed. Hij zei altijd: ‘Er is geen God.’
De priesters raakten hier van streek van. Ze gingen bij Aurangzeb klagen.
 
Sarmad moest voor de keizer verschijnen om zichzelf te verantwoorden. Hij zei dat hij de gebeden niet verkeerd opzegde, hij herhaalde wat de woorden ook waren. Hij gaf toe dat hij alleen de helft van het gebed opzegde. Toen ze hem erop wezen dat de helft van het gebed de betekenis ervan helemaal veranderde, bleef hij er toch op staan om alleen maar de helft van het gebed op te zeggen.
 
Hij zei: ‘Tot nu toe ken ik alleen de eerste helft, de andere helft moet ik nog ervaren. Zodra ik de andere helft van het gebed heb ervaren, zal ik dat opnemen in mijn gebeden. Zolang ik nog geen kennis heb van het bestaan van God, zal ik de tweede helft van het gebed niet herhalen.’
 
Deze man werd waarlijk als een atheïst verketterd. Wat kon meer atheïstisch zijn dan dit? Hij werd onthoofd. Dit lieve verhaal is een historisch feit. Duizenden waren getuige van het onthoofden van Sarmad.
Toen het hoofd van Sarmad voor de moskee van Delhi van de trappen af rolde, werd er gezegd dat er een stem opklonk van het stromende bloed dat het gebed in zijn geheel opzegde: ‘Er is geen God behalve de Ene.’
Zij die van Sarmad gehouden hebben en hem geëerd hebben zeggen dat de Ene en enige God alleen gekend wordt als iemand onthoofd wordt.
Maar als we alleen op de taal van de Koran afgaan, lijkt Sarmad wel een atheïst, maar in feite is alleen Sarmad een theïst.


Aurangzeb, een van de grootste Mogolkeizers, 1618-1707.
 
De pijn en het berouw dat aan Aurangzeb’s hart knaagde tot aan de dag dat hij stierf was de pijn van het onthoofden van Sarmad.
In zijn laatste ogenblikken zei hij: ‘Ik maak me over geen enkele andere zonden zorgen, want ze wegen allemaal niet op tegen die ene zonde die ik begaan heb om Sarmad te laten doden. Als deze zonde mij vergeven wordt, zullen alle andere zonden nietig verklaard worden. Als me dit niet wordt vergeven, is er geen hoop meer voor mij.’
 
Osho, The Way of Tao – Discourses on Lao Tse’s Tao-Te-King, Volume 1, pp. 549 – 550.
 
Afbeeldingen:
http://jewishstudies.washington.edu/wp-content/uploads/2016/03/Prevost-1-Sarmad-and-Dara_Walters-Museum-e1456878866184.jpg
http://factfile.org/wp-content/uploads/2015/04/Aurangzeb-Image.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


De gouden schildpad


De koning der muggen en de olifant


Onzinverhalen


Boeddha en de almachtige aap


Hout sprokkelen, water halen