Boeddha en de almachtige aap

De almachtige aap, een metafoor voor het ego.
 
Luister eens naar dit verhaal. Er kwam eens een aap bij Boeddha. Hij beweerde dat hij alles kon, dat hij geen gewone aap was. Hij was net Alexander de Grote.
Hij zei: ‘Onmogelijk? Dat woord komt niet in mijn woordenboek voor. Ik kan alles.’
Hij was een geweldige aap – tenminste dat is wat hij dacht.


Boeddha zei: ‘Ik wil wel een wedje met je leggen.’
 
‘Als je echt zo slim en zo geweldig bent, spring dan eens uit de palm van mijn rechterhand. Als je dat lukt, zal ik de Jade Keizer vragen om bij mij in het Westelijke Paradijs te komen wonen en dan krijg jij zijn troon zonder al te veel omhaal. Maar als het je niet lukt, moet je terug naar de aarde om een kalpa* lang boete te doen voordat je weer bij mij komt met je praatjes.’
‘Deze Boeddha,’ dacht de aap bij zichzelf, ‘is echt volkomen dwaas. Ik kan 108.000 leagues** ver springen, terwijl zijn palm hooguit 20 centimeter breed kan zijn. Hoezo zou ik daar niet uit kunnen springen?’
*Meer dan 16 miljoen jaar.
**1 league is ongeveer 5 kilometer.

Weet u zeker dat u in een positie bent om dit voor mij te doen?’ zei hij.
‘Natuurlijk ben ik dat,’ zei Boeddha.
Hij strekte zijn rechterhand uit, die ongeveer net zo groot leek als een lotusblad. De aap stopte zijn knuppel achter zijn oor en sprong uit alle macht.
‘Dat is goed,’ zei hij tegen zichzelf, ‘nu ben ik er wel helemaal af.’
Hij bewoog zo snel dat hij bijna onzichtbaar was en Boeddha, die hem bekeek met het oog van de wijsheid, zag enkel een werveling voorbijschieten.


Uiteindelijk bereikte de aap vijf roze pilaren die omhoogstaken in de lucht.
 
‘Dit is het einde van de wereld,’ zei de aap tegen zichzelf. ‘Nu hoef ik alleen nog maar terug te gaan naar de Boeddha om mijn weddenschap op te eisen. Die troon is van mij.’
‘Wacht eens even,’ zei hij toen, ‘het is goed om iets van een bewijs te hebben, voor het geval de Boeddha moeilijk gaat doen.’
Dus schreef hij onderaan de middelste pilaar: ‘De grote wijze, de gelijke van de Hemel, heeft deze plek bereikt.’
Toen deed hij, om zijn minachting te markeren, zijn behoefte onderaan de eerste pilaar en koppeltjeduikelde hij terug naar waar hij vandaan gekomen was.
 
Hij ging op Boeddha’s handpalm staan en zei: ‘Nou, ik ben weggegaan en weer teruggekomen. U kunt de Jade Keizer gaan vertellen dat hij de hemelse paleizen aan mij kan overdragen.’
‘Jij stinkende aap,’ zei Boeddha. ‘Je bent al die tijd op de palm van mijn hand geweest.’
‘U zit er helemaal naast,’ zei de aap. ‘Ik heb het einde van de wereld bereikt waar ik vijf vleeskleurige pilaren heb gezien die omhoogstaken in de lucht. Op een daarvan heb ik iets geschreven. Ik neem u wel mee daar naartoe om het te laten zien, als u wilt.’
‘Dat is niet nodig,’ zei de Boeddha. ‘Kijk maar eens naar beneden.’
De aap tuurde naar beneden met zijn vurige, stalen ogen en daar, onderaan de middenvinger van Boeddha’s hand, zag hij de woorden geschreven: ‘De grote wijze, de gelijke van de Hemel, heeft deze plek bereikt.’ En van de vork tussen de duim en wijsvinger kwam de geur van de aap zijn urine.
 
Deze aap is nou de metafoor voor het ego.
Het ego denkt dat het alles kan. Het leeft met deze misvatting.
Het deel leeft met de misvatting het geheel te zijn.
Het onmachtige ego leeft met de misvatting alles te kunnen.
Het ego, dat helemaal niet bestaat, denkt dat het notabene het centrum van het hele bestaan is.
 
Osho, Zen, the Path of Paradox, Volume 1, pp. 158 – 160.
 
Afbeeldingen:
https://samuel113113.wikispaces.com/file/view/IMG0095.jpg/230247864/IMG0095.jpg
http://shiba.hpe.cn/xueshengzuopin/waiyu2/Monkey/24.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


Hout sprokkelen, water halen


De kunst om een meester te kiezen


Een bed voor de gasten


Alexander gaat met lege handen heen


Salomon en de koningin van Ethiopië