Amrapali verleidt de monnik

De hele mooie Amrapali verleidt de boeddhistische monnik – of omgekeerd?

Eens gebeurde het, in de dagen van Boeddha, dat een mooie prostituee hevig verliefd werd op een boeddhistische monnik die was gaan bedelen. De vrouw had veel mooie mensen gezien – ze was een van de beroemdste prostituees van die dagen – zelfs koningen stonden in de rij voor haar deur, maar ze werd verliefd op een monnik, op een bikkhu, een bedelaar.
Sannyasins hebben een schoonheid die alleen sannyasins kunnen hebben: die schoonheid wanneer men zichzelf is, die gratie – de gratie van de gecenterde – de waardigheid, de elegantie. Zie die monnik lopen. En boeddhistische monniken, hun hele leer bestaat uit één ding: wees alert, wees waakzaam. Geen enkele ademhaling moet je neusgaten passeren zonder dat je je ervan bewust bent.

   Amrapali

Dus, absoluut waakzaam, meditatief, moet hij de vrouw zijn gepasseerd. Zij had veel mooie mensen gezien, maar nooit een man die zo zichzelf was – en dat op de markt met al dat lawaai, zo stil alsof de markt er niet was.
Ze werd meteen verliefd op de man. Ze raakte zijn voeten aan en vroeg of hij naar haar huis wilde komen om voor dit regenseizoen te blijven, vier maanden lang. Boeddhistische monniken houden in het regenseizoen vier maanden op met rondtrekken. De regen stond op het punt aan te komen, de wolken pakten zich samen, en het was tijd voor hen om te blijven om voor vier maanden onderdak te vinden.
Dus nodigde ze hem uit: ‘Kom naar mijn huis. Wees mijn gast voor vier maanden.’
De monnik zei: ‘Ik zal het aan de meester moeten vragen. Morgen kom ik met het antwoord. Als hij het toestaat, kom ik.’

Er waren ook andere bedelende monniken in de stad – ze zagen het allemaal gebeuren; ze werden erg jaloers. Toen de jongeman terugkwam bij Boeddha, stond hij op in de bijeenkomst en deed het verzoek. 
‘Een vrouw, een prostituee’ – Amrapali was haar naam – ‘heeft mij gevraagd of ik bij haar wil blijven voor het komende regenseizoen. Ik zal doen wat u ook zegt.’
Velen hoorden het – ze stonden allemaal op en zeiden: ‘Dit is verkeerd. Het was zelfs verkeerd om die vrouw toe te staan om je voeten aan te raken, want Boeddha heeft gezegd “raak geen vrouw aan, sta niet toe dat een vrouw je aanraakt.” Je hebt de regel overtreden, en nu vraag je ook nog om vier maanden bij die vrouw te blijven!’

Boeddha zei: ‘Ik heb gezegd dat je geen vrouw aan moet raken, niet door een vrouw aangeraakt moet worden, omdat je niet gecenterd bent. Voor deze man is die regel niet meer van toepassing. Ik zie dat hij bij zichzelf alleen kan lopen – ik heb hem in de gaten gehouden – hij maakt geen deel meer uit van de menigte. Jullie maken nog steeds deel uit van de menigte. Als jullie naar de markt gaan, gaan jullie naar de markt; hij loopt daar gewoon rond alsof hij nooit is gegaan.’ 
En tegen de bikkhu zei Boeddha; ‘Ja, jij mag het.’

Nu, dit was ongehoord; dit was nog nooit eerder gedaan, er was geen precedent. Ze waren allemaal boos en vier maanden lang deden zich duizenden roddels de ronde, die overdreven wat daar was gebeurd. Iedereen toonde belangstelling en er staken vele geruchten de kop op dat de monnik geen monnik meer was, dat hij gevallen was.
Na vier maanden kwam de monnik terug, gevolgd door Amrapali. 
Boeddha keek naar de monnik, keek naar Amrapali en zei: ‘Vrouw, heb je me iets te zeggen?’ 


Ze zei: ‘Ik ben gekomen om door u ingewijd te worden.
Ik heb geprobeerd om uw discipel in verwarring te brengen. Ik heb gefaald; dit is mijn eerste nederlaag. Het is me altijd gelukt bij mannen. Dit is de eerste man die ik niet in verwarring kon brengen – nog geen centimeter. Ook in mij is een groot verlangen ontstaan – hoe ik deze centering kan bereiken. En hoe meer hij deze dagen bij mij is geweest, hoe meer ik heb gezien hoe ver hij van de wereld afstaat. 
Hij woonde bij mij, ik heb voor hem gedanst, ik heb voor hem gezongen, ik heb op muziekinstrumenten voor hem gespeeld – ik heb op alle mogelijke manieren geprobeerd om hem te verleiden… maar hij bleef altijd stil. Hij bleef altijd zichzelf. Geen moment heb ik een wolk in zijn hoofd of een verlangen in zijn ogen gezien. Ik heb geprobeerd hem te bekeren, maar hij heeft mij bekeerd – en geen woord gezegd. 
Hij heeft me niet hierheen gebracht, ik ben uit mezelf gekomen. Ik weet voor het eerst wat waardigheid is; ik wil de kunst leren.’
Ze werd een discipel van Boeddha. Ze werd een non. 

Probeer niet de omstandigheden van je leven te veranderen, probeer de psychologie te veranderen. Probeer je houding ten opzichte van het leven te veranderen, probeer niet de uiterlijke situatie te veranderen. Gebruik de uiterlijke situatie en verander de innerlijke toestand.

De valse religie bestaat uit het veranderen van de situatie: ‘Als een vrouw begeerte in je opwekt, ontsnap dan aan die vrouw.’ 
Dit is het veranderen van de situatie; dit is niet echt een verandering – je houdt jezelf en de wereld voor de gek.

De echte religie bestaat uit het veranderen van de toestand van de mind: ‘Als een vrouw je aantrekt, kijk dan naar je verlangens, let dan op die verlangens.’

Ergens daar heb je niets beters gekend dan seks.
Ergens daar heb je niets hogers gekend dan seks.
Ergens daar heb je niets extatisch gekend. 

Omdat je niets hogers hebt gekend, voel je je aangetrokken tot het lagere. Zoek naar het hogere. Als je eenmaal de hogere regionen van je energie kent, begint seks vanzelf te verdorren. 
Dat is echte religie.

Osho: The Sun Rises in the Evening – Talks on Zen, p. 213 – 216.


De verleiding van Boeddha

Laatst heb ik jullie het verhaal verteld van de boeddhistische monnik, die door de prostituee werd uitgenodigd om vier maanden bij haar te wonen in het regenseizoen. Nu heeft Prabuddha een vraag gesteld en hij zegt dat het verhaal lelijk was. Waarom kon de boeddhistische monnik niet de liefde bedrijven met de prostituee? Waarom was hij bang?

Hij was niet bang. En het verhaal is niet lelijk. Misschien Prabuddha te veel geïnteresseerd geraakt in Amrapali en haar schoonheid. Prabuddha is vast gaan denken ‘als ik daar was geweest… had ik het niet gemist! Die dwaze monnik… wat was daar nou verkeerd aan?’  
Het is geen kwestie van fout of goed. Maar de monnik was zo gecenterd, de monnik was zo aanwezig in zichzelf, dat alles wat de prostituee deed om hem aan te trekken hem zeer jeugdig, dwaas, dom moet hebben geleken. 
Wat de prostituee deed om hem te betoveren was geweldig van de kant van de prostituee. Ze was een kunstenares in die kunst van mensen verleiden, mensen hypnotiseren. En ze was een mooie vrouw. Er wordt gezegd dat zij de volgende beroemdste persoon was in Boeddha’s tijd – de eerste was Boeddha en Amrapali was de tweede.

Maar als de monnik gecenterd is en niet het gevoel in zich heeft om de liefde te bedrijven, waarom zou hij dan gaan? Als hij getranscendeerd is, waarom zou hij dan gaan? Het is niet dat hij zich verzet; als hij zich verzet of het onderdrukt, dan zou het lelijk zijn. Maar waarom zou hij toegeven als er geen verlangen in hem is? Alleen vanwege de prostituee? 

Waarom ziet het verhaal er lelijk uit voor Prabuddha? Nee, hij was heel aardig voor de vrouw, oneindig aardig, oneindig liefdevol. 
Maar de liefde van een gecenterde man is natuurlijk totaal verschillend van de liefde van een ongecenterde man. Hij was een boeddha, daarom had Boeddha hem laten gaan. Hij had het bereikt; al het verlangen was uit hem verdwenen. Nu was het alleen maar een spel.

En het verhaal is immens mooi, omdat hij gecenterd bleef en de vrouw hielp. Hij moet echt van de vrouw hebben gehouden, want dat is het grootste geschenk dat hij haar had kunnen geven. Als hij een relatie was aangegaan, had de vrouw hem er vroeg of laat uitgegooid. Als hij een relatie was aangegaan, zou de vrouw nooit naar Boeddha zijn gegaan om een discipel te worden. Dit was het grootste geschenk dat de monnik aan de vrouw had kunnen geven – het geschenk van Boeddha, het geschenk van discipel zijn.

Hij stelde zichzelf volledig beschikbaar voor de vrouw om op elke mogelijke manier te kijken, om te zien. Hij maakte zijn aanwezigheid voelbaar, en de vrouw kwam te weten dat dit iets was dat je moest bereiken, dat dit iets was dat de moeite waard was. Alles wat zij tot nu toe had gedaan was waardeloos, onbeduidend, niet essentieel. Deze man had essentiële rijkdom – de rijkdom van de essentie. Ze werd op een hoger niveau verliefd op de monnik; ze werd niet alleen verliefd op de monnik, maar ze werd verliefd op samadhi, op verlichting.

In feite was dat de reden voor de schoonheid van de monnik. Ze was niet verliefd geworden vanwege de monnik, de monnik was een voertuig, de energie was die van verlichting, hij was lichtgevend. 
Ze was verliefd geworden op die helderheid. Het lichaam van de monnik was als een lamp en de helderheid binnenin was de vlam. 
Je wordt niet verliefd op de lamp, je wordt verliefd op de vlam.

Als de monnik had bewogen, was de vlam verdwenen en had de vrouw een gewone man gevonden – heel gewoon, niets bijzonders aan hem, niets waardevols aan hem.
Hoe meer de monnik gecenterd bleef… En als ik zeg dat hij gecenterd bleef, zeg ik niet dat hij moeite deed om gecenterd te blijven. Hij was gecenterd; het was moeiteloos, het was spontaan, het was natuurlijk. Als er enige inspanning was geleverd, zou de monnik zelf bang zijn geweest om te gaan. Hij was niet bang; hij sliep in dezelfde kamer als de vrouw. 

En de vrouw danste naakt om hem heen, en hij zat daar in stilte te mediteren. Hij bleef alleen. De vrouw moet op alle mogelijke manieren geprobeerd hebben – het was voor haar schoonheid een uitdaging, het was een grote uitdaging. Het was in zekere zin vernederend, in zekere zin beledigend; ze moet zich gekwetst hebben gevoeld, haar ego moet zich gekwetst hebben gevoeld. Ze probeerde op alle mogelijke manieren de monnik te verleiden, maar faalde keer op keer.


Met dank aan Liz Miller

Toen moet ze zich gerealiseerd hebben dat hij een ander soort schoonheid had, hij had een ander soort aanwezigheid. En ze raakte betoverd door die ruimte; ze volgde hem, en werd een discipel van Boeddha.
Ze werd al snel verlicht. Amrapali was een van de verlichte discipelen van Boeddha.

De monnik hield van de vrouw, daarom stelde hij met grote vriendelijkheid en mededogen zijn aanwezigheid ter beschikking. Er is niets lelijks aan, het is absoluut prachtig. De monnik was een zegening, een zegen.

Osho: The Sun Rises in the Evening – Talks on Zen, p. 267 – 269.

Afbeeldingen:
http://www.exoticindia.com/oils/amrapali_oq65.jpg
https://www.casino.org/news/wp-content/uploads/2013/07/buddha.jpg?54be69
http://media.newindianexpress.com/Amrapali.jpg/2014/10/18/article2482929.ece/alternates/w620/Amrapali.jpg
http://www.exoticindia.es/batik/bd25.jpg
http://2.bp.blogspot.com/-C87tPl_IKew/UTI7fiRtmCI/AAAAAAAAA7g/wlrCNFWR7uE/s1600/amra+9.jpg
https://s-media-cache-ak0.pinimg.com/564x/75/f9/18/75f918ffbaa8bdb782f4b966ba407f7c.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen


Zusia en de gekooide vogels

 


Rabia’s hemel en hel

 


Bereid zich te onthoofden

 


Eén is meer dan genoeg

 


Een blijmoedige schenker