Wijsheid is voorzichtig. Wijsheid aarzelt. Wijsheid is nooit zeker.
Socrates was stervende. Een leerling vroeg: ‘Waarom bent u niet bang voor de dood?’
De dood was zeker, binnen enkele minuten zou hij sterven. Het gif om hem te doden werd klaargemaakt. Maar Socrates zei: ‘Hoe kan ik bang zijn voor iets dat onbekend is? Ik zal het moeten zien. Pas als ik sterf, kan ik het zien.
Er zijn twee mogelijkheden. De ene is dat ik volledig zal sterven, er zal geen spoor van mij overblijven. Er zal dus niemand overblijven om het te weten, niemand om het te ondergaan. Er is dus geen sprake van dat ik me er zorgen over maak, als dit eerste alternatief gaat gebeuren.
En de tweede mogelijkheid is dat ik misschien doorga, alleen het lichaam zal sterven maar de ziel zal blijven. Ook dan zie ik het nut er niet van in om bezorgd te zijn. Als ik doorga, dan is de dood irrelevant. En alleen deze twee mogelijkheden bestaan.
Ik kan nu niets zeggen over wat er zal gebeuren. Ik weet het niet. Ik weet het nog niet.’
Socrates was een wijs man, geen man van kennis. Een man van kennis zou met zekerheid een antwoord hebben gegeven. Mannen van kennis hebben antwoorden met zekerheid, absolute zekerheid – dat maakt deel uit van hun domheid.
In feite kunnen alleen domme geesten zeker van hun zaak zijn. Het leven is zo’n groot mysterie, ondoorgrondelijk, onkenbaar; als je wijs bent, kun je niet zeker zijn.
Wijsheid is voorzichtig. Wijsheid aarzelt. Wijsheid is nooit zeker. Daarom kan wijsheid nooit beperkt worden tot een theorie. Alle theorieën zijn minder dan het leven, alle theorieën zijn beperkt en het leven kan er niet in – het leven is zo uitgestrekt, zo enorm uitgestrekt en oneindig.
Een wijs man weet maar één ding: dat hij niet weet. Een man van kennis weet duizend en één dingen en weet dat hij weet – en daarin ligt de dwaasheid van de man van kennis. Hij blijft maar feiten verzamelen die hij niet zelf heeft beleefd: theorieën, woorden, filosofieën – onaangeroerd door zijn eigen wezen. Hij blijft ze maar ophopen in zijn geheugen. Hij wordt een enorm reservoir van kennis, hij wordt een Encyclopedia Britannica – maar iets doods.
Hoe meer zijn geheugen gevuld raakt met kennis,
hoe minder en minder hij leeft in zijn wezen.
Hoe meer en meer hij zich in het hoofd verplaatst, een deel wordt, een fragment,
hoe minder en minder hij verbonden is met het uitgestrekte wezen
en het universum en het bestaan.
Hij wordt in zekere zin non-existentieel.
Hij is geen deel meer van dit bestaan, levend, stralend, vibrerend.
Hij is een bevroren fenomeen; hij stroomt niet meer met leven.
Hij is als een ijsberg, bevroren en ergens vastgelopen – muurvast in zijn hoofd.
Osho: Tao, The Three Treasures,Talks on Fragments from Lao Tzu’s Tao Te Ching,
Vol. 1 # 9.
Afbeelding: Wikimedia Commons, Shipping box for the Encyclopedia Britannica.
Uit de serie 1001 verhalen van Shanti.
Vorige verhalen
De zoektocht van Milarepa
De kunstenaar en de Dood
De vicieuze cirkel van negenennegentig
De mooie en de lelijke vrouw
Je hebt een schop onder je kont nodig!