Prins van Liefde

Hij kwam ter wereld in een Bhagwancommune, bij een schizofrene moeder en een drugsverslaafde vader. Een ‘normale’ jeugd had Samuel Vermeulen (33) allerminst. Over de impact daarvan op zijn leven schreef hij het boek Prins van Liefde.

Als de goeroe van zijn ouders overlijdt, is Samuel Vermeulen vier. Hij woont in Poona, India en maakt de rituele lijkverbranding van Bhagwan, inmiddels Osho genoemd, van dicht bij mee. Daarna keert hij terug naar Nederland met zijn moeder, Amrita, die lijdt aan schizofrenie. Zij sleept hem van het ene huis naar het andere, van de logeerbank bij vrienden naar zijn oma, van de Bhagwancommune in Beuningen weer naar India en terug.
Als Amrita’s wanen het definitief overnemen van de realiteit, komt ze terecht in een inrichting. Vader Jaap vliegt over uit Poona om de zorg voor zijn zoon over te nemen, maar ook hij is niet erg geschikt voor het ouderschap. Psychoses, heroïneverslaving, emotionele en fysieke verwaarlozing – in het boek Prins van Liefde lezen we hoe Samuel op zijn zesde met rotte tandjes, te kleine schoenen en een ernstig hechtingsprobleem wordt opgenomen in een pleeggezin, waar hij tot zijn achttiende blijft. Jaap is inmiddels, in bijzijn van zijn zoontje, opgepakt wegens drugssmokkel. ‘Eigenlijk hadden mijn ouders geen kinderen moeten krijgen,’ zegt Vermeulen nu. ‘Maar ja, daarmee ontken ik ook mijn eigen bestaansrecht.’
Dat zo’n jeugd je niet in de koude kleren gaat zitten, lijkt evident. Toch wist Vermeulen lang vol te houden dat er met hem niets aan de hand was – voor anderen en voor zichzelf. ‘Ik wilde gewoon normaal zijn. Maatschappelijk functioneerde ik, er was niets aan me te zien. Ik had de gebeurtenissen van toen achter me gelaten; daar was ik zelf van overtuigd. Totdat in 2014 mijn vader overleed. Dat triggerde iets waardoor ik ging beseffen: wacht eens even. Je denkt dat er niks aan de hand is, maar vanbinnen borrelt een vulkaan aan ellende.’
Meer: Prins van Liefde