Nieuw

Saraha: ‘hij die de pijl heeft geschoten’

Saraha was een geleerde brahmaan, die een boeddhistische sannyasin werd en tenslotte door het contact met een eenvoudige pijlenmaakster een grote Tantra meester.
Uit: Osho: The Tantra Vision Vol. 1 #1. 
Meer: Saraha: ‘hij die de pijl heeft geschoten’

Saraha werd geboren in Vidarbha; Vidarbha maakt deel uit van Maharashtra, vlakbij Poona. Hij werd geboren toen koning Mahapala aan de macht was. Hij was de zoon van een zeer geleerde brahmaan die aan het hof van koning Mahapala diende.
 Omdat zijn vader aan het hof was, was de jongeman daar ook. Hij had nog vier broers; het waren allemaal grote geleerden, en hij was de jongste en de intelligentste van allen.
 Zijn faam verspreidde zich langzamerhand over het hele land, en de koning was bijna betoverd door zijn buitengewone intelligentie. De vier broers waren ook zeer grote geleerden, maar ze konden niet tippen aan Saraha. Toen ze volwassen werden, trouwden de vier.

De koning was bereid zijn eigen dochter aan Saraha te geven, maar Saraha wilde alles opgeven – Saraha wilde een sannyasin worden. De koning was gekwetst; hij probeerde Saraha over te halen – hij was zo mooi en hij was zo intelligent en hij was zo’n knappe jongeman. Zijn faam verspreidde zich over het hele land en dankzij hem werd het hof van Mahapala beroemd. De koning maakte zich grote zorgen en wilde niet dat deze jonge man een sannyasin zou worden. Hij wilde hem beschermen, hij wilde hem alle mogelijke comfort geven – hij was bereid alles voor hem te doen. Maar Saraha hield voet bij stuk en de toestemming moest worden gegeven – hij werd een sannyasin, hij werd een discipel van Sri Kirti.

Sri Kirti staat in de directe lijn van Boeddha – Gautam Boeddha, vervolgens zijn zoon Rahul Bhadra, en dan komt Sri Kirti. Er zijn slechts twee meesters tussen Saraha en Boeddha; hij is niet ver verwijderd van Boeddha. De boom moet nog heel erg groen zijn geweest; de sfeer moet nog heel erg levendig zijn geweest. Boeddha was net vertrokken. De atmosfeer moet nog vol zijn geweest van zijn geur.

De koning was geschokt, omdat Saraha een brahmaan was. Als hij een sannyasin wilde worden, had hij een hindoe-sannyasin moeten worden, maar hij koos voor een boeddhistische meester. Saraha’s familie maakte zich ook grote zorgen. In feite werden ze allemaal vijanden… dit was niet juist. En toen werd het nog erger – daar komen we later op terug.
Saraha’s oorspronkelijke naam was ‘Rahul’, de naam die zijn vader hem had gegeven. We zullen te weten komen hoe hij Saraha werd – dat is een prachtig verhaal.
Toen hij naar Sri Kirti ging, was het eerste wat Sri Kirti tegen hem zei: ‘Vergeet al je Veda’s en al je kennis en al die onzin.’ Dat was moeilijk voor Saraha, maar hij was bereid alles op het spel te zetten. Iets in de aanwezigheid van Sri Kirti had hem aangetrokken. Sri Kirti was een grote magneet. Hij liet al zijn kennis varen en werd weer onwetend.

Dit is een van de grootste vormen van verzaking: het is gemakkelijk om afstand te doen van rijkdom, het is gemakkelijk om afstand te doen van een groot koninkrijk, maar afstand doen van kennis is het moeilijkste wat er is. Ten eerste, hoe doe je dat? Het zit in je. Je kunt je koninkrijk ontvluchten, je kunt naar de Himalaya gaan, je kunt je rijkdom weggeven – maar hoe kun je afstand doen van je kennis?
En dan is het heel erg pijnlijk om weer onwetend te worden. Het is de grootste ascese die er bestaat, om weer onwetend te worden, om weer onschuldig te worden als een kind… maar hij was er klaar voor.

Jaren gingen voorbij en langzamerhand wiste hij alles wat hij had geweten. Hij werd een groot mediteerder. Net zoals hij heel beroemd was geworden als groot geleerde, verspreidde zijn faam zich nu als groot mediteerder.
 Mensen kwamen van heinde en verre om een glimp op te vangen van deze jonge man die zo onschuldig was geworden, als een vers blad, of als dauwdruppels op het gras in de ochtend.



Op een dag, terwijl Saraha aan het mediteren was, zag hij plotseling een visioen – een visioen dat er een vrouw op de markt was die zijn echte lerares zou worden.
 Sri Kirti heeft hem alleen maar op weg geholpen, maar de echte leer komt van een vrouw. Ook dit moet worden begrepen. Alleen tantra is nooit manlijk chauvinistisch geweest. Om tantra te beoefenen heb je zelfs de medewerking van een wijze vrouw nodig; zonder een wijze vrouw kun je de complexe wereld van tantra niet betreden.
Hij zag een visioen: een vrouw op de markt. Dus eerst een vrouw. Ten tweede: op de markt. Tantra gedijt op de markt, midden in het leven. Het is geen houding van ontkenning, maar van totale positiviteit.

Hij stond op. Sri Kirti vroeg hem: “Waar ga je heen?”
En hij zei: ” U heeft me het Pad laten zien. U heeft mijn kennis weggenomen. U heeft het halve werk gedaan – u heeft mijn lei schoongeveegd. Nu ben ik klaar om de andere helft te doen.”
Met de zegeningen van Sri Kirti, die stond te lachen, ging hij op weg.
 Hij ging naar de markt. Hij stond verbaasd: hij vond echt de vrouw die hij in zijn visioen had gezien. De vrouw was bezig met het maken van een pijl; ze was een pijlenmaakster.

Het derde dat je moet onthouden over Tantra: het zegt dat hoe beschaafder, hoe geciviliseerder iemand is, hoe kleiner de kans is op zijn tantrische transformatie. Hoe minder beschaafd, hoe primitiever, hoe levendiger iemand is. Hoe meer beschaafd je wordt, hoe meer plastic je wordt – je wordt kunstmatig, je wordt te gecultiveerd, je verliest je wortels in de aarde. Je bent bang voor de modderige wereld.
Je begint weg van de wereld te leven; je begint je te gedragen alsof je niet van deze wereld bent. Tantra zegt: om de echte persoon te vinden, moet je naar de wortels gaan.
Dus Tantra zegt: degenen die nog onbeschaafd, ongeschoold en ongecultiveerd zijn, zijn levendiger, ze hebben meer vitaliteit. En dat is ook de observatie van de moderne psycholoog.

Een zwarte is vitaler dan de Amerikaan – dat is de angst van de Amerikaan. De Amerikaan is erg bang voor de zwarte. De angst is dat de Amerikaan erg plastic is geworden, en de zwarte nog steeds vitaal is, nog steeds met beide benen op de grond staat.
Het conflict tussen de zwarten en de blanken in Amerika is eigenlijk geen conflict tussen zwart en wit, het is een conflict tussen het plastic en het echte.
En de Amerikaan, de blanke man, is erg bang, vooral omdat hij bang is dat als de zwarte man zijn gang mag gaan, hij zijn vrouw zal verliezen, de Amerikaan zijn vrouw zal verliezen. De zwarte man is vitaler, seksueel vitaler, levendiger; zijn energie is nog steeds wild. En dat is een van de grootste angsten van beschaafde mensen: hun vrouwen verliezen. Ze weten dat als er vitalere personen beschikbaar zijn, ze hun vrouwen niet zullen kunnen behouden.

Tantra zegt: in de wereld van degenen die nog primitief zijn, bestaat de mogelijkheid om te beginnen met groeien. Jij bent in de verkeerde richting gegroeid; zij zijn nog niet gegroeid – zij kunnen nog steeds de juiste richting kiezen, zij hebben meer potentieel. En zij hebben niets ongedaan te maken; zij kunnen direct verdergaan.
Een pijlenmaakster is een vrouw van lage kaste, en voor Saraha – een geleerde brahmaan, een beroemde brahmaan, die tot het hof van de koning behoorde – is het symbolisch om naar een pijlenmaakster te gaan. De geleerde moet naar het vitale gaan. Het plastic moet naar het echte gaan.

Hij zag deze vrouw, een jonge vrouw, heel levendig, stralend van leven, een pijlschacht snijden, niet naar rechts of naar links kijkend, maar volledig in beslag genomen door het maken van de pijl. Hij voelde onmiddellijk iets buitengewoons in haar aanwezigheid, iets dat hij nog nooit was tegengekomen. Zelfs Sri Kirti, zijn Meester, verbleekte in het bijzijn van deze vrouw. Iets zo fris en iets dat rechtstreeks uit de bron kwam…

Afbeelding: ‘Single Pointedness’, no.54 uit de Rajneesh Neo-Tarot.

De Koning van de Nacht


Ken je een klein gedicht van Rabindranath Tagore, ‘De Koning van de Nacht’?
Er was ooit een oude tempel, erg oud. De tempel was enorm groot. Hij had duizenden beelden en duizend priesters. De hoofdpriester droomde op een nacht dat god tegen hem zei, ”Morgen kom ik de tempel eens bezoeken. “Ga schoonmaken, maak je voorbereidingen. Ik kom voor de eerste keer naar je tempel. Je hebt lang gewacht, nu is de tijd gekomen.”

Hij werd midden in de nacht wakker. Hij liet al de priesters opstaan. Ze waren verbaasd: “Wat is er aan de hand?” – want dit was nooit eerder gebeurd.
De hoofdpriester zei tegen hen, “Ik had een droom. Ofschoon het een droom is, wie weet? Het kan waar zijn, het kan misschien gewoon een aanduiding zijn dat hij komt.”
Ze lachten en giechelden. Ze zeiden, “Je wordt oud, je wordt een beetje seniel. Een droom is een droom, en jij verstoort onze slaap.”

De hoofdpriester zei, “Het spijt me, maar ik moet jullie zeggen geen risico te nemen. Er is niets mis met de tempel schoon te maken en het beste voedsel te bereiden, de beste kamer voor hem om te rusten. Het geeft in ieder geval de tempel een goede voorjaar schoonmaakbeurt. Er is in geen honderden jaren schoongemaakt, dus dit is een goede gelegenheid. Als hij komt, goed; als hij niet komt, het kan toch geen kwaad.”
Ze hadden begrip voor het argument. En hij zei, “Als we niets doen en hij komt toch, leg dan de schuld niet bij mij. Ik ben er niet verantwoordelijk voor. Ik heb het jullie gezegd.”

Ze voelden allen dat er een kern van waarheid, een zeer overtuigend argument in was. Dus maakten zij de volgende dag de hele tempel schoon. Het was een enorme tempel. Om hem schoon te maken – en het was honderden jaren lang niet gebeurd – was een enorm karwei. Ze haalden veel andere mensen – duizend priesters en honderden andere mensen van de naburige dorpen die gewoonlijk daar kwamen bidden. Dus zij kwamen, en al de beelden werden schoon gemaakt – fijne geur, bloemen, guirlandes, lekkernijen en heerlijk voedsel werd bereid. Voor de eerste keer zou god komen. Maar zij allen wisten diep vanbinnen, “Het is enkel een droom, en we zijn er onnodig mee lastig gevallen, maar wat kunnen we eraan doen?”

En zij wachtten en ze wachtten en wachtten. De zon ging onder en hij was niet verschenen. En ze begonnen boos te worden omdat de priesters niet konden eten voordat god het voedsel had genomen. Iedere dag offerden ze voedsel aan de beelden en beelden eten niet – dat is het enige goede aan beelden. Dus zij boden het voedsel aan, en dan namen ze het voedsel terug. Nu was het heilig geworden, god had het als een geschenk gegeven. Het werd prasad, heilig, gewijd. Dan konden ze eten.

Maar vandaag was het anders. God zelf zou komen, en als hij hen etende vond voor hij er was, dat zou moeilijkheden geven. Maar tegen de avond werden ze boos op de hoofdpriester. Ze zeiden, “Je droom heeft onze nacht verstoord, en heeft onze dag verstoord. We hebben de hele dag gewerkt en we hebben honger, en we kunnen niet eten, we kunnen niet drinken. En nu is de zon onder, en dag is voorbij. Dus het is beter dat we nu ons voedsel aanbieden aan onze beelden, het terug nemen, gaan eten en dan slapen.”

De hoofdpriester kon verder niets meer zeggen. Hij voelde ook, “Ze hebben gelijk.” Maar diep van binnen was zijn droom zo levendig en zo vol kleur dat hij hen slechts met tegenzin toestemming gaf. Maar hij begreep hun argument: “Hoe lang moeten we wachten? De dag is voorbij, we hebben genoeg gewacht.” Dus aten ze. Ze waren moe, dus ze gingen vroeg slapen.

En midden in de nacht kwam de wagen van god, met veel lawaai … de wagenwielen op een stoffige weg. Iemand hoorde het geluid en half slapend en half wakker zei hij, “Kijk! Het lijkt dat hij is gekomen. Ik heb het geluid van wagenwielen gehoord.”
Iemand riep, “Hou op! Begin nou niet weer over dat onderwerp. Wil je onze slaap weer verstoren? Het is geen wagen! Het is gewoon onweer dat dondert in de lucht! Ga slapen!”
En toen stopte de wagen recht voor de tempel, maar de deur was gesloten. Toch ging hij de trappen op – er waren veel treden naar de tempel. Er zijn in India tempels met honderd treden, tweehonderd treden, driehonderd treden … daarna vind je de hoofdingang.

De Koning van de Nacht klopte op de deur. En opnieuw hoorde een andere priester het kloppen. Hij zei, “Luister, iemand klopt op de deur. Misschien is hij gekomen.”
Weer schreeuwde iemand, “Kun je niet ophouden? Kun je ons niet laten slapen? Er is niemand die op de deur klopt! Het is gewoon de wind!” Dus gingen ze opnieuw slapen.

De Koning van de Nacht wachtte aan de deur. Er was geen teken dat er iemand zou komen om de deur te openen, dus keerde hij terug naar zijn wagen.
In de ochtend zagen zij dat een wagen voor de deur had gestaan op de stoffige weg. Ze konden de sporen van de wagenwielen zien, en ze konden aan het stof op de treden zien dat iemand naar de deur was gelopen. Maar nu was het te laat – er was nu niets meer aan te doen. Ze hadden het gemist.

Dit is een klein gedicht van Rabindranath Tagore, wat een punt benadrukt: wachten. Het is nooit genoeg. Bewust wachten, alert, een getuige zijn bij wat er ook gebeurt maar niet vragen dat een bepaalde hypothese wordt vervuld, want de mind heeft de capaciteit elke hallucinatie te creëren die je vraagt. Je kunt Christus zien, je kunt Krishna zien, je kunt iedereen zien die je wenst.

De mind heeft de capaciteit om te dromen, en het heeft de capaciteit om met open ogen te dromen – dit wordt hallucinatie genoemd. Als je doorgaat om iets te vragen, dan zal het verschijnen alsof het werkelijk is. Mind kan werkelijkheid geven aan alle soorten leugens.

Dus je moet al je vooroordelen opzijzetten, al je denkbeelden, al je projecties … en al je goden opzij. Je moet je eigen wezen binnengaan gewoon oplettend, wachtend, het bestaan vertrouwen dat wanneer de tijd daarvoor rijp is en je lente komt, het gras vanzelf zal groeien.

Elke boom vertrouwt het bestaan – de lente komt, de bloemen bloeien, de vruchten komen. Waarom kan jij niet wachten op de juiste tijd? Waarom zou jij eisen stellen aan de natuur? Een eisende mind is niet de mind van een zoeker. Een zoeker wacht eenvoudig en staat het bestaan haar eigen tijd toe, haar eigen wijsheid. Altijd wanneer je rijp bent, wanneer je werkelijk klaar bent, zullen de deuren voor je opengaan. Je hoeft niet te kloppen.

Meer: I Celebrate Myself #5 deel 3

Image by DIXIT RAJPUT from Pixabay.

Als je Boeddha ergens tegenkomt…

Een van de grote zenmeesters, Lin-Chi, zei altijd:
‘Als je Boeddha ergens tegenkomt, dood hem dan onmiddellijk!
Als je Boeddha ergens tegenkomt tijdens je meditatie, dood hem dan onmiddellijk!’


Hij meent het. Dit verlangen om een boeddha te zijn, om verlicht te zijn, als je het ergens tegenkomt, dood het dan onmiddellijk. Alleen dan gebeurt het.

Totale verlangenloosheid is nodig, en als ik zeg totale verlangenloosheid, bedoel ik dat zelfs het verlangen naar totale verlangenloosheid moet worden losgelaten.

Je bent, zonder enig verlangen. Je bent, zonder enige gedachte, je bent je er niet eens van bewust dat er geen gedachten zijn, dat er geen verlangens zijn. Dan gebeurt het.

Osho: Vigyan Bhairav Tantra v1.40

Image by Iris,Helen,silvy from Pixabay.


Linji Yixuan of Rinzai (zijn Japanse naam) was een Chinese monnik die leefde in de 9e eeuw. Hij was leraar van de Hongzhou-school van Chinese Chan (Zen).