De vis in de gouden kom

Er is een oude soefi-parabel. Een man gaf een soefi mysticus een geschenk, een gouden kom met een prachtige vis erin. De soefi keek naar de kom en de vis en kreeg medelijden met de vis. Hij ging naar het meer en voelde zich heel blij toen hij de vis bevrijdde. Hij gooide de vis in het meer. 

Hij was blij dat de vis nu tenminste het hele meer kon hebben, de grote vrijheid, de ruimte die echt van haar is. Een gouden kom, hoewel van goud, is toch een gevangenschap. Toen bedacht hij: wat moet ik nou met deze kom doen? Dus gooide hij de kom ook in het meer.

De volgende ochtend ging hij eens kijken hoe het met de vis ging. Hij stond versteld: de vis zat in de kom en de kom zat in het meer. Wat was er met de vis gebeurd? Ze had weer voor de kom gekozen. Nu lag de kom in het meer, maar de vis was niet in het meer; de vis was weer in de kom gegaan. Ze had er zo lang in geleefd, het was haar thuis. 

De mysticus denkt dat het een gevangenis was, maar de vis niet; misschien was ze wel bang voor de vrijheid. Mensen worden heel bang van vrijheid, banger dan van wat dan ook. Het zal je verbazen te weten dat mensen wel over vrijheid praten, maar als die vrijheid echt aan hen gegeven wordt, worden ze bang, angstig, verschrikt, want vrijheid is enorm, onbeheersbaar, oncontroleerbaar.

Osho: The Dhammapada – The Way of the Buddha, Series 8, pp. 192-193.

Afbeelding: Wikimedia Commons

Uit de serie 1001 verhalen van Shanti.

Vorige verhalen

Boeddha’s grootste geschenk

 

Naar binnen kijken

 

De playboy en de Rohrschach test

 

Jezus en Gepetto van Pinokkio

 

De laatsten zullen de eersten zijn