De toespraak op Osho TV gaat over de aantrekkingskracht van Zen in het Westen:
I Am That #14.

Het Westen heeft clichés uit het Oosten overgenomen. Nu is Zen erg modern in het Westen, niet dat het Westen al in staat is om Zen te begrijpen. Zen, precies het woord Zen, komt van dhyana. Boeddha gebruikte zelf nooit de Sanskriet taal; hij was de eerste verlichte persoon in India die de taal van het volk gebruikte. Dat was een van de dingen die de geestelijkheid, de brahmanen van India, vijandig ten opzichte van Boeddha maakte. Tussen veel andere dingen was het een van de ergste dingen, want de priesters in India hebben altijd Sanskriet als hun taal gebruikt, het was hun eigendom. En alleen de geleerde mensen konden het verstaan; de massa was er absoluut onbekend mee. Bijgevolg was wat er in de geschriften geschreven stond slechts aan een paar priesters bekend, en door die kennis waren zij natuurlijk erg machtig. En zij wilden dat het nooit aan de massa bekend werd, anders zal hun macht verloren zijn, hun gevestigde belangen zullen vernietigd worden.
Boeddha was de eerste die dynamiet legde onder hun hele establishment. Hij gebruikte de taal van het volk; de taal van het volk in Boeddha’s tijd was Pali. In Pali wordt dhyana uitgesproken als jhana. Omdat Boeddha het woord jhana gebruikte veranderde het van kleur. Toen het China bereikte met Bodhidharma werd het ch’an, want in het Chinees kan jhana niet geschreven worden; het Chinees heeft geen alfabet. Het is een geïllustreerde taal, dus het teken dat het dichtst bij kwam om het woord jhana uit te drukken was ch’an of ch’ana. En vanuit China bereikte het Japan. Ze gebruiken dezelfde geïllustreerde taal, maar hun uitspraak is verschillend. In Japan werd het Zen; in zekere zin kwam het terug naar zijn originele plaats. Het kwam dichter bij Boeddha’s jhana; het werd Zen.
Het Westen heeft nu nog niet begrepen wat het allemaal inhoudt, maar Zen heeft aantrekkingskracht om de eenvoudige reden dat het erg absurd is, onlogisch, paradoxaal. En het Westen heeft schoon genoeg van logische filosofieën – van Kant, Hegel, Fichte, Russell, Wittgenstein – het is overvoerd. Vanaf Aristoteles tot Wittgenstein, twee duizend jaar van logisch denken heeft nergens toe geleid behalve naar een punt waarop het Westen voelt dat het leven absoluut zinloos en toevallig is. Dit nu is de juiste situatie voor elke onlogische filosofie om modern te worden. Het westerse schilderen is onlogisch geworden. Je kunt het in Picasso zien, Dali, Cezanne en andere schilders: het geschilderde is absoluut onlogisch, absurd geworden. De poëzie is onlogisch geworden – Ezra Pound en anderen. Je kunt het lezen, maar je zult er geen enkele betekenis in vinden. De romans, de toneelstukken, alle andere kunstvormen hebben een ommekeer gemaakt; ze zijn erg onlogisch geworden. Deze onlogica is de uitkomst van twee duizend jaar logische inspanning die compleet gefaald heeft: het heeft niet voorzien in enige betekenis en zin in het leven van de mens.
In dezelfde vloed van onlogica is Zen ook invloedrijk geworden, maar de redenen voor de invloed ervan zijn totaal verschillend. Het is niet dat het Westen meditatie heeft ervaren – het is eenvoudig een reactie tegen de logica dat Zen zo’n grote aantrekkelijkheid is geworden. De absurde anekdoten, de absurde levens van de Zen Meesters – ze schijnen zo aantrekkelijk te zijn omdat ze geen logische constructie hebben.
Meer: I Am That #14 vraag 2 en 4
Image by Lavillia from Pixabay.


