Zenmeester Tokai en het hier en nu

Terwijl Tokai op bezoek was in een bepaalde tempel ontstond er brand onder de keukenvloer. Een monnik stormde Tokai’s slaapkamer binnen en riep: ‘Brand!!!  Meester, een brand!’
‘Oh?’ zei Tokai en ging rechtop zitten. ‘Waar?’
‘Waar?!’ riep de monnik uit, ‘wel, onder de keukenvloer. Sta onmiddellijk op!’
‘De keuken, hè?’ zei de meester slaperig. ‘Nou, weet je wat, kom maar terug en laat het me weten wanneer het bij de gang komt.’
Binnen de kortste keren lag Tokai weer te snurken.

Heel de onwetendheid van de mind bestaat uit niet in het heden zijn. De mind is altijd in beweging: in de toekomst of in het verleden. De mind is nooit hier en nu; ze kan dat niet. De aard van de mind is zodanig dat zij niet in het heden kan zijn; omdat de mind moet denken, en in het huidige moment is er geen mogelijkheid om te denken. Je moet ‘zien’; je moet ‘luisteren’; je moet aanwezig zijn; maar je kunt niet denken. Het huidige moment is zo nauw dat er geen ruimte is om te denken. Je kunt zijn, maar gedachten kunnen er niet zijn. Hoe kun je denken? 

Als je denkt, betekent het dat het al voorbij is: het moment is voorbij. Of je kunt denken, als het nog niet gekomen is: het ligt in de toekomst. Voor denken is ruimte nodig, want denken is als een wandeling – een wandeling van de mind, een reis. Daarvoor is ruimte nodig. Je kunt in de toekomst wandelen; je kunt in het verleden wandelen; maar hoe kun je in het heden wandelen?! 
Het heden is zo dichtbij, eigenlijk niet eens dichtbij – het heden ben jij. Verleden en toekomst maken onderdeel uit van de tijd; het heden ben jij het is geen onderdeel van de tijd. Het is geen tijd: het is helemaal geen deel van de tijd, het behoort niet tot de tijd. 

Het heden ben jij. Verleden en toekomst zijn buiten ‘jij’: de mind kan niet bestaan in het heden. Als je hier kunt zijn, volledig aanwezig, zal de mind verdwijnen. 
De mind kan verlangen, kan dromen, duizend en één gedachten dromen: zij kan naar het einde van de wereld gaan; zij kan naar het begin van de wereld gaan; maar zij kan niet hier en nu zijn! Dat is onmogelijk voor haar. De hele onwetendheid bestaat hierin dat je dit niet weet. 
En dan maak je je zorgen over het verleden, dat er niet meer is: dat is de grootste domheid. Je kunt niets doen aan het verleden. Hoe kun je iets doen aan het verleden dat er niet meer is?  Er kan niets aan gedaan worden, het is al voorbij; maar je maakt je er zorgen over. En door je zorgen te maken verspil je jezelf.

Of je denkt aan de toekomst – en droomt, en verlangt. Is het je nooit opgevallen? De toekomst komt nooit. Zij kan niet komen. Wat komt is altijd het heden. En het heden is absoluut anders dan je verlangens, je dromen. Dat is waarom alles wat je wenst, en droomt, en verbeeldt, en plant, en waar je je zorgen over maakt, nooit gebeurt. Maar het verspilt jezelf: je gaat achteruit, je gaat dood. Je energie beweegt zich voort in een woestijn, zonder een doel te bereiken. Gewoon verspilling. En dan klopt de dood aan je deur. En onthoud: de dood klopt nooit in het verleden aan, en de dood klopt nooit in de toekomst aan; de dood klopt in het heden aan!
Je kunt niet tegen de dood zeggen ‘morgen’, de dood klopt in het heden aan. Het leven klopt ook in het heden aan. God klopt ook in het heden aan. Alles wat is, klopt altijd in het heden aan. En alles wat niet is, maakt altijd deel uit van het verleden of de toekomst. Je mind is een valse entiteit, want zij klopt nooit in het heden aan.

 Laat dit het criterium van de werkelijkheid zijn: alles wat is, is altijd hier en nu; wat niet is, maakt nooit deel uit van het heden. Laat alles wat nooit klopt in het nu vallen. 
En als je beweegt in het nu, opent zich een nieuwe dimensie… de dimensie van de eeuwigheid.
Verleden en toekomst bewegen zich in een horizontale lijn, zoals A naar B beweegt, B naar C, C naar D: in een lijn. 
De eeuwigheid beweegt verticaal: A beweegt, dieper in de A, hoger in de A (niet naar B). A blijft dieper en hoger bewegen, in beide richtingen. Het is verticaal. 
Het huidige moment beweegt zich verticaal; de tijd beweegt zich horizontaal. Tijd en heden ontmoeten elkaar nooit. En jij bent het heden: je hele wezen beweegt verticaal. 
De diepte is open, de hoogte is open, maar jij beweegt je horizontaal, met de mind. Zo loop je God mis.

Mensen komen naar me toe en vragen: ‘Hoe moeten we God ontmoeten?’
Hoe moeten we zien? Hoe moeten we realiseren? 
Dat is niet waar het om gaat. Waar het om gaat is: hoe loop je hem mis?
Want hij is hier en nu,  staat aan je deur te kloppen: anders kan het niet. 
Als hij echt is, moet hij hier en nu zijn. Alleen onwerkelijkheid is niet hier en nu.
Hij staat al aan je deur – maar jij bent er niet. Je bent nooit thuis. Je dwaalt door miljoenen woorden, maar je bent nooit thuis. Daar word je nooit gevonden, en God komt je daar tegemoet, de werkelijkheid omringt je daar, maar vindt je daar nooit. 
De ware vraag is niet hoe je God moet ontmoeten; de ware vraag is hoe je thuis moet zijn: zodat wanneer God klopt, hij je daar vindt!  Het gaat er niet om dat jij Hem vindt; het gaat erom dat Hij jou vindt.

Het is dus echt een meditatie. Een mens van begrip maakt zich niet druk over God, of dat soort zaken, want hij is geen filosoof. Hij probeert gewoon: 
-hoe thuis te zijn, 
-hoe te stoppen met piekeren en denken over de toekomst en het verleden, 
-hoe zich te vestigen, hier en nu, 
-hoe niet van dit moment weg te gaan! 
Als je eenmaal in dit moment bent, gaat de deur open. Dit moment is de deur.

Osho: And the Flowers Showered — Talks on Zen #7