Wat gebeurt er allemaal in Jalaluddin Rumi’s klooster?

Mensen op zoek naar hun diepste wezen.
Ooit woonde er een groot soefi mysticus, Jalaluddin Rumi, met honderd discipelen van hem samen in een klooster. Er kwamen een paar reizigers langs. Het klooster lag ver verwijderd van alle steden, zelfs van alle wegen, maar mensen raakten geïnteresseerd. Nieuwsgierige mensen kunnen overal heen, ze gaan zelfs naar de maan. Nieuwsgierige mensen zijn nu eenmaal nieuwsgierig, ze kunnen overal heen. Ze werden nieuwsgierig en ze gingen erheen. Het lag ver van de bewoonde wereld, van de weg af, maar ze namen de moeite om er helemaal heen te reizen en ze kwamen in de woestijn aan. De deuren waren niet dicht -want het was nooit bij Rumi opgekomen dat er iemand van zo ver zou komen- dus ze konden zien wat er zich binnen allemaal afspeelde…
De ene was hard aan het lachen, waanzinnig, de ander danste, iemand zong, iemand stond op zijn hoofd, mensen waren met duizend-en-één dingen bezig – en Jalaluddin Rumi zat gewoon overal midden tussenin, stil, met zijn ogen dicht.
Dus dachten ze; ‘Wat is hier aan de hand? Zijn die mensen gek geworden? Wat doen die krankzinnigen hier? En wat doet deze man? Hij zit gewoon, met zijn ogen dicht. Hij moet die mensen tegenhouden. Het is gevaarlijk, straks gaan ze over de schreef.’ En de een ging als een maniak tekeer en de ander bonkte tegen de muur en er gebeurde van alles.  Ze werden er erg bang van. Ze werden er zo bang van dat ze weggingen.

Maar na een jaar kreeg de nieuwsgierigheid hen weer te pakken en ze dachten: ‘We moeten weer eens gaan kijken wat er nu gebeurt. Het is vast veel erger geworden. Of ze hebben die Jalaluddin Rumi onderhand vermoord, want hij zat daar midden tussenin, of ze hebben vast zelfmoord gepleegd… er zijn vast moorden gepleegd!’ Dus gingen ze opnieuw op weg. Ze konden hun ogen niet geloven: ze zaten allemaal in stilte.

 

Alleen Jalaluddin Rumi was aan het dansen.
Wat is er dan gebeurd? Alles is helemaal veranderd.’ Ze dachten: ‘Het lijkt wel of deze man de waanzin van iedereen heeft opgenomen, zodat ze allemaal stil zijn geworden en hij danst.’ Maar deze toestand was nog erger, want ze dachten dat hij tenminste nog bij zinnen was geweest, nu was hij ook waanzinnig geworden. Ze kregen medelijden met de man. Ze dachten: ‘Het is eigenlijk heel logisch. Die man is vast gek geworden van al die waanzinnigen om hem heen.’ Ze gingen weg.

Maar na een jaar kreeg de nieuwsgierigheid hen weer te pakken en ze zeiden: ‘We moeten weer eens gaan kijken wat er nu aan de hand is.’ Dus gingen ze erheen. Er was niemand, alleen Jalaluddin Rumi zat er in zijn eentje – de hele groep was verdwenen. Dat was nou het toppunt. Wat was er gebeurd? Ze werden heel erg nieuwsgierig.
Ze gingen naar Jalaluddin Rumi en zeiden: ‘We willen graag weten wat er gebeurd is. Waar zijn al die dwazen? Wat is er met hen gebeurd? En waarom zit u hier alleen?’
En Jalaluddin Rumi zei: ‘Het werk is gedaan. Nu zijn ze de wijde wereld in getrokken om andere dwazen te zoeken, om hen te helpen. Het werk is afgerond.’
Toen vroegen ze: ‘Waarom was u aan het dansen toen we vorig jaar langskwamen?’ Hij zei: ‘Ik danste omdat ik zo blij was dat mijn discipelen het bereikt hadden. Het was gevaarlijk, het was heel zwaar om die krankzinnigheid, die ze in de loop van de eeuwen hadden opgebouwd, er uit te laten, maar het waren echt heel capabele mensen. Ik was blij, daarom danste ik. Nu zijn ze op zoek naar andere waanzinnigen. Nu gaan ze honderd kloosters over de hele wereld stichten.’

Jalaluddin Rumi. Mevlana (geliefde meester) genoemd door zijn discipelen.

Osho: Tao: The Pathless Path – Talks on extracts from ‘The Book of Lieh Tzu’, Volume 1, pp. 332 -334.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.