Mevrouw Jones, diep verontrust, raadpleegde een psychiater. ‘Mijn man,’ zei ze, ‘is ervan overtuigd dat hij een kip is! Hij scharrelt voortdurend rond en slaapt op een grote houten balk die hij als zitstok heeft ingericht.’
‘Ik begrijp het,’ zei de psychiater nadenkend. ‘En hoe lang lijdt uw man al aan deze fixatie?’
‘Al bijna twee jaar’, zei de vrouw.
De psychiater fronste lichtjes en zei: ‘Maar waarom hebt u tot nu gewacht om hulp te zoeken?’ Mevrouw Jones bloosde en zei: ‘Ach, het was zo fijn om een vaste voorraad eieren te hebben!’
Deze vrouw is neurotisch — maar ze denkt dat haar man neurotisch is! Wanneer je iets over iemand anders denkt — let op. Haast je niet. Kijk eerst eens in jezelf. De oorzaak kan in jezelf zitten. Maar je kent jezelf niet, dus blijf je je eigen projecties verwarren met uiterlijke realiteiten. Het is onmogelijk om iets echt te kennen tenzij je jezelf kent.
En de enige manier om jezelf te kennen is een leven van kwetsbaarheid en openheid. Leef niet in een gesloten cel. Verstop je niet achter je verstand. Kom naar buiten. En zodra je naar buiten komt, word je je bewust van miljoenen dingen in je. Je bent geen éénkamerappartement, je hebt vele kamers — je bent een paleis. Maar je bent gewend geraakt aan het leven op de veranda en je bent het paleis helemaal vergeten. Er zijn vele schatten in je verborgen, en die schatten kloppen voortdurend aan, nodigen je uit. Maar je bent bijna doof.
Deze blindheid, deze doofheid, deze ongevoeligheid, moet doorbroken worden — en niemand anders kan dat. Als iemand anders het probeert, zul je je beledigd voelen. Het gebeurt elke dag. Als ik je probeer te helpen, voel je je beledigd; als ik probeer iets waars over je te zeggen, voel je je beledigd, voel je je vernederd, voel je je gekwetst, is je trots gekrenkt. Je wilt luisteren naar leugens over jezelf van mij; je wilt luisteren naar iets dat je reeds vaststaande beeld helpt. Je hebt een gouden beeld over jezelf dat vals is. Het moet aan stukken worden geslagen, want zodra het verbrijzeld is, zal de werkelijkheid zich aandienen. Als het niet verbrijzeld wordt, zul je je eraan blijven vastklampen.
Je denkt dat je religieus bent, je denkt dat je een groot zoeker bent — misschien ben je helemaal niet religieus. Misschien ben je gewoon bang voor het leven. In jullie tempels en kerken verschuilen lafaards zich, bang voor het leven. Maar accepteren dat je bang bent voor het leven is erg vernederend, dus zeggen ze dat ze niet bang zijn voor het leven, ze hebben het afgezworen: ‘Het leven is niets waard. Het leven is alleen voor middelmatige geesten.’
Ze hebben alles afgezworen voor God; ze zoeken naar God. Maar kijk. Ze beven. Op hun knieën bidden zij — maar hun gebed is niet van liefde, hun gebed is niet van viering, hun gebed is geen feest. Hun gebed is uit angst. En angst corrumpeert alles; niemand kan God benaderen door angst.
Je moet de waarheid benaderen door onbevreesdheid, maar als je je angst verbergt achter religiositeit dan zal het heel moeilijk zijn om die te doorbreken. Je bent hebzuchtig, gierig, maar je blijft zeggen dat je een heel eenvoudig leven leidt. Als je je verschuilt achter de rationalisatie van eenvoud, dan is het heel moeilijk om te zien dat je een vrek bent. Een vrek mist enorm veel. Want het leven is voor hen die delen, het leven is voor hen die liefhebben, het leven is voor hen die zich niet te veel vastklampen aan dingen. Je ergens aan vastklampen is je vastklampen aan iets dat onder je staat. En als je je blijft vastklampen iets wat onder je ligt, hoe kun je dan omhoog stijgen? Het is alsof je je vastklampt aan stenen en in de lucht probeert te vliegen. Of je draagt stenen op je hoofd en probeert de Everest te beklimmen. Je moet ze weggooien, je moet jezelf ontlasten.
Edmund Hillary, de eerste man die de top van de Mount Everest bereikte, zegt in zijn autobiografie: ‘Toen we steeds dichterbij kwamen, moest ik steeds meer dingen achterlaten. Op het laatste moment moest ik bijna alles achterlaten, omdat alles zo’n last werd.’
Hoe hoger je reikt, hoe meer onbelast je moet zijn. Dus een vrek kan niet hoog zweven. Een vrek kan niet stijgen in liefde, of in gebed, of in God. Hij blijft zich vastklampen aan de aarde, hij blijft bijna geworteld in de aarde. Bomen kunnen niet vliegen. Als je wilt vliegen, moet je ontworteld zijn. Je moet zijn als een witte wolk, nergens geworteld — een zwerver.
Osho, Ancient Music in the Pines # 5