Psychologische projecties 

Psychologische projectie is een verdedigingsmechanisme waarbij het menselijk ego zich verdedigt tegen onbewuste impulsen of kwaliteiten (zowel positieve als negatieve) door hun bestaan in zichzelf te ontkennen en ze aan anderen toe te schrijven.
In het Nieuwe Testament waarschuwde Jezus tegen projectie: ‘Waarom kijk je naar de splinter zaagsel in het oog van je broeder en schenk je geen aandacht aan de balk in je eigen oog? Hoe kun je tegen je broeder zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog weghalen”, terwijl je de hele tijd een balk in je eigen oog hebt? Jij huichelaar, haal eerst de balk uit je eigen oog, dan zul je helder zien om de splinter uit het oog van je broeder te verwijderen.’
In 1841 was Ludwig Feuerbach de eerste verlichtingsdenker die dit begrip gebruikte als basis voor een systematische kritiek op de godsdienst. 

Projectie werd geconceptualiseerd door Sigmund Freud en verder verfijnd door Karl Abraham en Anna Freud. Freud was van mening dat gedachten, motivaties, verlangens, en gevoelens die niet kunnen worden aanvaard als de eigen, in projectie worden verwerkt door ze in de buitenwereld te plaatsen en toe te schrijven aan iemand anders. Wat het ego afwijst, wordt afgesplitst en in een ander geplaatst.
Projectie heeft de neiging op de voorgrond te treden bij normale mensen in tijden van persoonlijke of politieke crisis, maar wordt vaker aangetroffen bij persoonlijkheden die functioneren op een primitief niveau, zoals bij narcistische of borderline persoonlijkheidsstoornissen.
Carl Jung was van mening dat de onaanvaardbare delen van de persoonlijkheid, vertegenwoordigd door het Schaduwarchetype, in het bijzonder aanleiding konden geven tot projectie, zowel op kleine schaal als op nationale/internationale basis.

   Ludwig Feuerbach  (1804-1872)

Osho over projectie:
Je hebt vast wel eens gehoord van een Duitse denker, Ludwig Feuerbach. Hij schijnt de voorbode te zijn van de hedendaagse geest. Feuerbach beredeneerde God weg in termen van het oneindige verlangen van het menselijk hart. Hij zei: ‘Er is geen God. God bestaat niet als een objectieve werkelijkheid. Hij is slechts een wensvervulling. De mens wil almachtig, alomtegenwoordig, alwetend worden. De mens wil God worden — dit is het verlangen van de mens, het verlangen om oneindig te worden, een verlangen om onsterfelijk te worden, een verlangen om absoluut machtig te worden.’

Dit was de eerste mokerslag op het geloof in God: dat God niet objectief is; dat God er niet is; dat God slechts een projectie is in de menselijke geest; dat God geen ontologie heeft, hij is slechts een psychologische droom; dat de mens in termen van God denkt omdat hij zichzelf heel onmachtig voelt. Hij heeft iets nodig om hem compleet te maken. Hij heeft een idee nodig dat hem het gevoel geeft dat hij hier niet een vreemdeling is; dat er in deze wereld iemand is die voor hem zorgt. God is niets anders dan een geprojecteerde vader. De mens wil ergens op steunen. Het is alleen maar een puur verlangen. Het heeft geen realiteit.

Osho, The People on the Path, Vol 1 #5

Een bijdrage van Antar Marc.