Osho over Gorakh – deel 1

Gorakh was een Indiase meester, die in de middeleeuwen leefde in Centraal India. De sangha van zijn discipelen heeft het prachtige Tantra tempelcomplex in Khajuraho ontwikkeld. 

De grote Hindi dichter, Sumitrananda Pant, vroeg eens aan mij wie, in de uitgestrekte hemel van de Indiase religie, de twaalf mensen zijn volgens mij die de helderst stralende sterren zijn? Ik gaf hem deze lijst:
Krishna, Patanjali, Buddha, Mahavira, Nagarjuna, Shankara, Gorakh, Kabir, Nanak, Meera, Ramakrishna en Krishnamurti.
Sumitrananda deed zijn ogen dicht en verzonk in gedachten…
Het is niet eenvoudig om zo’n lijst te maken want de Indiase hemel staat vol met zoveel sterren! Wie moet je eruit laten, wie moeten erin?

  Krishna

Sumitrananda was een mooi mens -buitengewoon zacht, buitengewoon zoet- vrouwelijk. Zelfs op hoge leeftijd bleef zijn gezicht iets fris houden, zoals het zou moeten blijven, hij was steeds mooier geworden.
Ik begon de uitdrukkingen in zijn gezicht te lezen die kwamen en gingen, hij had er ook moeite mee. Sommige namen die er vanzelf bij hadden gehoord, waren er niet bij. Rama’s naam ontbrak! Hij deed zijn ogen open en zei: ‘Je hebt Rama eruit gelaten!’
Ik zei: ‘Als ik er maar twaalf mag kiezen, zullen vele namen eruit moeten blijven. Daarom heb ik die twaalf gekozen die een zekere originele bijdrage hebben geleverd. Rama heeft geen originele bijdrage geleverd, Krishna wel. Daarom noemen de Hindoes Krishna een complete incarnatie, maar Rama niet.’
 
Hij vroeg me verder: ‘Kun je me vervolgens zeven namen geven?’
Nu is de vraag nog moeilijker geworden!
Ik gaf hem zeven namen: Krishna, Patanjali, Boeddha, Mahavira, Shankara, Gorakh en Kabir.
Hij zei: ‘De vijf die je hebt gewist, op welke gronden heb je die eruit gelaten?’
Ik zei: ‘Nagarjuna zit in Boeddha vervat. Dat wat een zaadje in Boeddha was heeft zich in Nagarjuna gemanifesteerd. Nagarjuna kunnen we laten vallen als het erom gaat iets te bewaren, bomen kunnen we laten vallen, maar zaadjes niet, want zaadjes worden weer bomen. Dat zullen nieuwe bomen worden. Als Boeddha wordt geboren zullen er spoedig honderden Nagarjunas geboren worden, maar er is geen Nagarjuna die Boeddha kan baren.
Boeddha is de bovenloop van de Ganges. Nagarjuna is gewoon een pelgrimsoord ergens langs de loop van de Ganges. Mooi, maar als we iets moeten laten vallen, dan kunnen we het pelgrimsoord laten vallen, niet de bron van de Ganges.’
 
‘Evenzo zit Krishnamurti vervat in Boeddha. Krishnamurti is Boeddha’s nieuwste uitgave – de meest verse, in de taal van vandaag.
Het is alleen maar een verschil van taal. Krishnamurti is gewoon een uitwerking van Boeddha’s laatste soetra “appo dipo bhau” – wees een licht voor jezelf. Een toelichting op één soetra – diep, onpeilbaar, enorm uitgestrekt, ontzettend belangrijk! Maar hij is gewoon een toelichting op “wees een licht voor jezelf: appo dipo bhau.” Dit waren Boeddha’s laatste woorden op deze aarde. Voordat hij zijn lichaam verliet heeft hij deze wezenlijke soetra gegeven… Alsof de schat van heel zijn leven, zijn hele levenservaring, geconcentreerd was in deze kleine soetra.’

   Nanak

‘Ramakrishna kan gemakkelijk in Krishna vervat worden.
Meera en Nanak kunnen in Kabir opgelost worden. Het zijn net takken van Kabir. Alsof de helft van wat bij elkaar kwam in Kabir zich in Nanak heeft gemanifesteerd en de helft zich in Meera heeft gemanifesteerd.
In Nanak is het mannelijke aspect van Kabir gemanifesteerd, dus is het niet zo verrassend dat Sikhisme een religie van krijgers is geworden, een religie van de soldaat.
In Meera is het vrouwelijke aspect van Kabir gemanifesteerd – vandaar dat heel zijn zoetheid, heel zijn geur, heel zijn muziek van de belletjes op Meera’s enkels weerklinkt.
De vrouw in Kabir heeft gezongen op de enkele snaar van Meera’s ektara. In Nanak heeft de man in Kabir gesproken. Beide zitten in Kabir vervat.
Dit is,’ zei ik, ‘hoe ik de lijst van zeven heb gemaakt.’
 
Nu was zijn nieuwsgierigheid ontzettend geprikkeld. Hij zei: ‘En als je een lijst van vijf zou moeten maken?’
Ik zei: ‘Dan wordt het nog moeilijker voor me.’
Ik gaf hem deze lijst: Krishna, Patanjali, Boeddha, Mahavira, Gorakh … want Kabir gaat op in Gorakh. Gorakh is de wortel. Gorakh kan er niet buiten worden gelaten.
En Shankara gaat gemakkelijk in Krishna op. Hij is de uitstalling van een deel van Krishna, de filosofische interpretatie van enkel één aspect van Krishna.’

   Boeddha

Toen zei hij: ‘Nogmaals… als je er maar vier kunt houden?’
Toen maakte ik deze lijst voor hem: Krishna, Patanjali, Boeddha, Gorakh… want Mahavira verschilt niet zoveel van Boeddha. Gewoon een piepklein verschil en dat is ook alleen een verschil in uiting. De grootsheid van Mahavira kan worden omvat door de grootsheid van Boeddha.
Hij begon te zeggen: ‘Gewoon nog één keer… kies alsjeblieft drie personen.’
Ik zei: ‘Nu is het onmogelijk. Ik kan geen van deze vier laten vallen.’
Toen zei ik tegen hem: ‘Deze vier individualiteiten zijn als de vier richtingen. Deze vier richtingen zijn als de vier dimensies van ruimte en tijd. Deze vier armen zijn als de vierarmige voorstelling van god. Er is in feite maar één, maar die ene heeft vier armen. Om wie dan ook eruit te laten zou zijn alsof je een arm afhakt. Dat kan ik niet. Tot zover ben ik met je meegegaan. Ik ben doorgegaan met het aantal te verminderen, want tot nu toe waren het kleren die je opzij moest zetten. Nu moeten er ledematen worden gebroken, ik kan geen ledematen breken. Ga alsjeblieft niet aandringen op zulk geweld.’

Osho: Death is Divine #1 (vertaald uit het Hindi).
Wordt vervolgd.