De vraagsteller heeft… gezegd dat ik kritiek heb op een persoon als Gandhi, die in de praktijk bracht wat hij beweerde, en dat zijn woorden zo goed overeenkwamen met zijn daden. Er bestaat geen grotere leugen dan deze. Er gaapte zo’n diepe kloof tussen Gandhi’s beloften en zijn praktijk, dat is nauwelijks terug te vinden in het leven van iemand anders. Er is niets wat daar op lijkt. Wat ik zeg zal je misschien verbazen, maar het is wel waar.
Gandhi was altijd tegen de spoorwegen, en hij bracht het grootste deel van zijn leven door op de spoorwegen, reizend door heel India. Zijn leven lang was hij tegen de spoorwegen en hij reisde zijn hele leven per trein. Zijn leven lang was hij tegen de allopathie, de moderne geneeskunde, en hij zei dat het zingen van de naam van Rama het beste medicijn was. Maar wanneer hij ernstig ziek was en de dood nabij was, greep hij altijd naar de allopathie, wat zijn leven redde. Noch de naam van Rama, noch de natuurgeneeskunde konden hem redden – hoewel hij ze gebruikte totdat de ziekte zeer ernstig werd. Als al het andere gefaald had, nam hij altijd zijn toevlucht tot de allopathie om te overleven. Het is vreemd dat hij zijn leven lang tegen dit systeem was en dat het hem zijn leven lang heeft gered. Gandhi verzette zich tegen het moderne systeem van post en telegraaf en hij maakte er maximaal gebruik van. Hij was een van degenen die enorm veel brieven heeft geschreven die door het postsysteem zijn vervoerd.
Hier is een man die het spoorwegsysteem bestrijdt, en altijd in een treinwagon zit. Ik ben de enige persoon die zich met Gandhi kan meten als gebruiker van de spoorwegen, en dat alleen als ik in het huidige tempo de rest van mijn leven blijf reizen. En vergeet niet dat hij een vijand van de spoorwegen was; hij zei dat de spoorwegen een zonde was die uit de wereld moesten verdwijnen. Hij was tegen elk modern instrument en maakte er toch zoveel mogelijk gebruik van. En jij zegt dat er een overeenkomst was tussen zijn wat hij beweerde en wat hij deed. Wat is dit voor overeenkomst?
Ik zeg dat er geen overeenkomst was tussen Gandhi’s woord en daad. Wat hij zei, vertaalde hij niet in daden. Als je zijn hele leven bekijkt, zul je zien dat die heel anders was dan zijn filosofie. Maar onze moeilijkheid is dat wanneer we iemand accepteren als een mahatma, een grote ziel, we onze ogen sluiten, we blind worden voor hem.
Ik heb Gandhi maar één keer gezien en ik heb nooit meer het gevoel gehad om hem nog eens te zien. Ik was toen vrij jong, net in mijn tienerjaren. Zijn trein kwam door mijn stad heen en veel mensen gingen naar het station om een glimp van hem op te vangen. Toen ik het huis uit ging, stopte mijn moeder drie roepies in mijn zak voor kleine uitgaven, want het treinstation was ruim drie mijl verderop.
Toen ik aankwam, vond ik het perron afgeladen vol en het was voor een jongen als ik niet mogelijk om van daar af een glimp van hem op te vangen. Dus ging ik naar de andere kant van de trein, waar geen perron was. Toen Gandhi’s trein aankwam, ging ik door het raam zijn coupé naar binnen. Gandhi had geen oog voor mij, zijn ogen vielen eerst op de drie zilveren munten die uit het borstzakje van mijn mousseline overhemd tevoorschijn kwamen. Hij vroeg wat het was, en ik haalde het geld er haastig uit en zei dat hij het moest doneren aan het fonds voor het welzijn van de onaanraakbaren. En voordat ik ja of nee kon zeggen, liet hij het geld in de doos vallen die voor het fonds bedoeld was. En zoals ik ben, zei ik met groot gemak: ‘Dat is goed zo. U hebt er goed aan gedaan om het geld in de doos te doen.’
En ik voelde me er echt gelukkig over, van mening dat ik er goed aan had gedaan om het nog niet te hebben uitgegeven. Maar toen, zoals mijn intuïtie me voorschreef, pakte ik de donatiedoos met het geld en zei tegen Gandhi: ‘Nu neem ik de doos mee en zal ik dit geld gebruiken voor studiebeurzen voor de arme studenten van mijn school.’
Ik was echt niet van plan om de doos mee te nemen, ik pakte de doos gewoon om te zien hoe Gandhi hierop zou reageren.
Hij zei: ‘Nee, nee, neem de doos niet mee. Die is bedoeld voor een groot werk. Dit fonds is bedoeld voor de onaanraakbaren. Laat het maar.’
Hierop zei ik: ‘Meneer, u bent niet bereid om met hetzelfde gemak afstand te doen van deze doos als waarmee ik u drie roepies heb gegeven.’
Hij overhandigde me toen een sinaasappel die ik weigerde aan te nemen: ‘Ik neem deze sinaasappel niet aan. Voor drie roepies is die te duur. U kunt hem beter zelf houden.’
Toen keek ik hem in de ogen en zei tegen mezelf: ‘De man voor wie ik gekomen ben is er niet.’
Ik ging de trein uit en ging aan de kant staan. De trein zette zich in beweging en Gandhi stond nog steeds naar mij te kijken en niet naar de menigte. Hij leek verbaasd over wat er was gebeurd.
Thuis vroeg mijn moeder me of ik Mahatmaji had gezien. Ik zei: ‘Mahatmaji is niet op komen dagen.’
Moeder was nu verbaasd en vroeg: ‘Wat bedoel je? Iedereen zegt dat hij door de stad is gekomen.’
Toen zei ik: ‘De man die door de stad is gekomen was Dhr. Mohandas Karanchand Gandhi. Hij leek me een doorgewinterde handelaar maar geen mahatma, geen grote ziel.’
Dit incident vond plaats in mijn jonge jaren. Sindsdien heb ik mijn best gedaan om Gandhi te begrijpen, en hoe meer ik mijn best deed, hoe meer mijn eerste indruk van hem bevestigd en versterkt werd. Maar onze moeilijkheid is dat als we eenmaal iets geloven, we weigeren erover na te denken en het te onderzoeken. Ik zeg niet dat je het met me eens moet zijn, maar ik zeg wel dat je alsjeblieft geen fossiele meningen over mensen en dingen erop na moet houden, want dat schaadt het denkproces van het land. Het kan zelfs fataal zijn.
Nu denkt iedereen dat alles wat Gandhi gezegd heeft goed is voor het land, omdat hij een mahatma was, een heilige. Maar het is niet vanzelfsprekend dat je als heilige alleen maar goed doet voor de gemeenschap.
Osho: Beware of Socialism #3 (Bombay, 15 april 1970).