Een zen leerling ging naar Bankei en zei: ‘Meester, ik ben zo onhandelbaar driftig van aard. Wat kan ik daar aan doen?’
‘Laat me die driftige aard maar eens zien,’ zei Bankei, ‘het klinkt fascinerend.’
‘Ik heb het nu niet,’ zei de leerling, dus ik kan het u niet laten zien.’
‘Goed dan,’ zei Bankei, ‘breng het mij dan maar als je het hebt.’
‘Maar ik kan het niet zomaar brengen wanneer ik het toevallig heb,’ protesteerde de student. ‘Het komt onverwacht op, en ik zou het zeker kwijt zijn voordat ik het bij u heb.’
‘In dat geval,’ zei Bankei, ‘kan het geen deel uitmaken van je ware aard; als dat zo was, zou je het me op elk moment kunnen laten zien. Toen je geboren werd had je het niet, en je ouders hebben het je niet gegeven – dus moet het in je komen, van buitenaf. Ik stel voor dat je, wanneer het in je opkomt, jezelf met een stok slaat, totdat de drift het niet meer kan verdragen en wegrent.’
De ‘ware natuur’ is je eeuwige natuur. Je kunt het niet hebben, en het niet hebben, het is niet iets dat komt en gaat. Jij bent het: hoe kan het komen en gaan? Het is je wezen; het is je basis. Het kan niet soms zijn, en niet soms zijn. Het is er altijd!
Dit zou het criterium moeten zijn voor een zoeker naar waarheid. Natuur, Tao: dat we tot het punt in ons wezen moeten komen dat altijd en eeuwig blijft. Zelfs voordat je geboren werd was het er al; en zelfs als je dood bent zal het er zijn! Het is ‘het centrum’.
De omtrek verandert; het centrum blijft absoluut eeuwig: het gaat de tijd te boven. Niets kan het beïnvloeden. Niets kan het veranderen. Het wordt door niets ooit aangeraakt: het blijft, buiten elk bereik van de buitenwereld.
Ga eens naar de zee kijken: miljoenen golven zijn er; maar diep in de diepte blijft de zee kalm en rustig. Diep in de meditatie is de onrust alleen aan de oppervlakte, waar de zee de buitenwereld, de winden, ontmoet; verder blijft ze in zichzelf altijd hetzelfde, zelfs geen rimpeling -er verandert niets.
Zo is het ook met jou. Juist aan de oppervlakte, waar je anderen ontmoet is er onrust: angst, woede, gehechtheid, hebzucht, lust – juist aan de oppervlakte, waar winden komen en je raken; en als je aan de oppervlakte blijft, kun je dit veranderende fenomeen niet veranderen; het zal daar blijven.
Veel mensen proberen het daar, in de omtrek, te veranderen. Ze vechten ermee, ze proberen geen golf te laten ontstaan. En door hun strijd ontstaan er nog meer golven: want als de zee met de wind vecht, ontstaat er meer onrust: nu zal niet alleen de wind eraan meedoen, maar ook de zee – er zal een enorme chaos ontstaan, aan de oppervlakte.
Alle moralisten proberen een mens aan de oppervlakte te veranderen; het ‘karakter’ is je oppervlakte. Je brengt geen karakter in de wereld, je komt absoluut karakterloos, een blanco vel, en alles wat je je karakter noemt, is geschreven door anderen. Je ouders, de maatschappij, leraren, leringen – het zijn allemaal conditioneringen.
Je komt als een blanco vel, en alles wat op je geschreven wordt, komt van anderen; dus tenzij je weer een blanco vel wordt, zul je niet weten wat ‘natuur’ is: je zult niet weten wat ‘Brahma’ is; je zult niet weten wat Tao is.
Osho: And the Flowers Showered, Talks on Zen #3