Namaste

We zitten alweer in de zoveelste coronagolf en zijn er ondertussen wel een beetje klaar mee. Weer die (online) afstand, weer minder samen, meer alleen. Hoe komen we deze periode positiever door? Laten we in ieder geval bij fysieke ontmoetingen trachten echte aandacht en respect voor elkaar te hebben, en dat begint met de begroeting. Sannyasins doen het al jaren en Koning Willem Alexander en prinses Maxima doen het ook al een tijdje; als ze op bezoek gaan begroeten ze de aanwezigen met de Indiase groet, de Namaste.

Aangezien lichamelijk contact een belangrijke oorzaak is van de verspreiding van virale of bacteriële besmettingen, en vooral nu met COVID-19, is het niet verwonderlijk dat mensen weigeren elkaar te begroeten met een handdruk, hug, knuffel of een kusje op de wang. De boks die veel bewindslieden uitwisselen toont eigenlijk meer hun competitieve karakter dan genegenheid voor elkaar.
Wereldwijd circuleert op grote schaal de suggestie om Namaste (ook bekend als Namaskar en Namaskaram) aan te nemen, een gebruikelijke Indiase groet die al eeuwen wordt gebruikt op het Indiase subcontinent, in Zuidoost-Azië en onder de Indiase diaspora wereldwijd. Het gebaar wordt zowel ter begroeting als bij het afscheid gebruikt. Het woord Namaste wordt gewoonlijk uitgesproken met een lichte buiging en de handen tegen elkaar gedrukt, de handpalmen raken elkaar en de vingers wijzen naar boven, de duimen dicht bij de borst. Dit gebaar wordt Añjali Mudrā genoemd; in het Hindoeïsme betekent het ‘Ik buig voor het goddelijke in jou’. Het gebaar kan ook woordeloos worden uitgevoerd. 
Omdat bij Namaste de ander niet wordt aangeraakt, wordt het beschouwd als de meest hygiënische vorm van begroeting. Er is geen potentieel risico om ziektekiemen over te dragen of geïnfecteerd te raken. Namaste is veilig, schoon en ontegenzeggelijk de beste manier om respectvolle begroetingen uit te wisselen.

Osho zegt daar over: ‘Als ik je begroet met gevouwen handen is dat niet mijn nederigheid. Bovendien, ik groet niet jou. Ik groet iets wat in je is en wat je te boven gaat. Mijn groet is niets anders dan een poging om je eraan te herinneren dat je niet bent wat je denkt te zijn, dat je niet bent waar je denkt te zijn. Ik groet je diep van binnen – niet aan de omtrek waar je bestaat, maar in het centrum waar je nooit heengaat. Ik groet je alleen om je eraan te herinneren dat je iets goddelijks in je draagt, iets dat wacht om vervuld te worden. Het is een zaadje, maar het is klaar om elk moment een spruit te worden; nieuwe groene bladeren, klaar om een bloem te worden. Ik begroet je zoals het hoort – ik begroet je toekomst.
Op dit moment ben je alleen je verleden. Je bent niet eens je heden; je bent slechts alles wat voorbij is gegaan, een verzameling herinneringen. Ik groet dat niet. Ik ben er fel tegen. Ik wil dat je kijkt naar het nieuwe, naar het komende, naar de toekomst – het moment dat nog niet gekomen is maar elk moment kan komen.
Bedank me niet alleen daarvoor, want het gevaar bestaat dat je door me te bedanken voor mijn groet het gevoel krijgt dat het hoofdstuk is afgesloten. Het werk is gedaan: Ik heb je begroet, jij hebt me bedankt. Nee, je kunt me maar op één manier bedanken voor mijn begroeting, en dat is door de goddelijkheid te beseffen waartoe de begroeting is gericht. Er is geen andere manier om je dankbaarheid te tonen, je dankbaarheid aan de meester.’

Osho, De Osho Upanishad, # 43, vraag 1