Luisteren en verbeeldingskracht

Luisteren is een van de basisgeheimen om de tempel van God binnen te gaan. Luisteren betekent passiviteit. Luisteren betekent jezelf helemaal vergeten — alleen dan kun je luisteren. Wanneer je aandachtig naar iemand luistert, vergeet je jezelf. Als je jezelf niet kunt vergeten, luister je nooit. Als je te zelfbewust bent over jezelf, doe je net alsof je luistert — je luistert niet. Je knikt misschien met je hoofd; je zegt soms ja en nee – maar je luistert niet.

Wanneer je luistert, word je slechts een doorgang, een passiviteit, een ontvankelijkheid, een baarmoeder: je wordt vrouwelijk. En om er te komen moet je vrouwelijk worden. Je kunt God niet bereiken als agressieve indringers, veroveraars. Jullie kunnen God alleen bereiken… of beter: God kan jou alleen bereiken als je ontvankelijk bent, een vrouwelijke ontvankelijkheid. Als je yin wordt, een ontvankelijkheid, staat de deur open. En je wacht. Luisteren is de kunst om passief te worden. Boeddha heeft zoveel nadruk gelegd op luisteren, Mahavira heeft zoveel nadruk gelegd op luisteren, Krishnamurti blijft zoveel nadruk leggen op juist luisteren. De oren zijn symbolisch. Is het je opgevallen?

Je oren zijn niets anders dan doorgangen, gewoon gaten — niets anders. Je oren zijn vrouwelijker dan je ogen; je ogen zijn mannelijker. Je oren zijn een yin deel; je ogen zijn een yang deel. Als je naar iemand kijkt, ben je agressief. Als je naar iemand luistert, ben je ontvankelijk. Daarom wordt te lang naar iemand kijken vulgair, onbeleefd, ongemanierd. Er is een bepaalde grens; psychologen zeggen drie seconden. Als je iemand drie seconden aankijkt, is het oké; dat kan worden getolereerd. Meer dan dat, dan kijk je niet – je bent aan het staren; je beledigt iemand; je bent op verboden terrein.

Maar luisteren naar iemand kent geen grenzen, want oren kunnen niet binnendringen. Ze blijven gewoon waar ze zijn. Ogen hebben rust nodig. Heb je ‘s nachts gezien — ogen hebben rust nodig, oren hebben geen rust nodig. Ze zijn vierentwintig uur open — jaar in, jaar uit. Ogen kunnen zelfs niet minutenlang open blijven — voortdurend knipperen, voortdurend vermoeiend. Agressie vermoeit, omdat agressie je energie wegneemt; dus moeten je ogen voortdurend knipperen om uit te rusten. Het is een voortdurende rust. Oren hebben altijd rust.

Daarom wordt muziek door veel religies gebruikt als benadering van het gebed — omdat muziek je oren levendiger, gevoeliger maakt. Men moet meer van de oren worden en minder van de ogen. Receptieve mensen, gevoelige mensen, zijn fantasierijke mensen. Zij die het groen van de bomen kunnen zien, gewoon zonder enige agressie van hun kant, die het groen van de bomen gewoon kunnen drinken, die het gewoon kunnen absorberen alsof ze sponzen zijn — zij worden creatief, zij worden zeer fantasierijk. Dit zijn de dichters, de schilders, de dansers, de musici — zij absorberen het universum in diepe ontvankelijkheid, en vervolgens gieten zij alles wat zij geabsorbeerd hebben in hun verbeelding.

Verbeelding is de eigenschap die het dichtst bij God staat. God moet een grote verbeelding hebben,   kijk maar eens naar zijn wereld. Denk je eens in, zo’n fantasierijke wereld, met zoveel bloemen en vlinders en zoveel bomen en rivieren en zoveel mensen. Met zoveel sterren, en zoveel werelden — werelden voorbij werelden, oneindig…. Hij moet een grote dromer zijn. In het Oosten zeggen de Hindoes dat de wereld Gods droom is, zijn verbeelding. De wereld is zijn magie, zijn verbeelding. Hij droomt het. Wij maken deel uit van zijn droom.

Osho, A Sudden Clash of Thunder # 5