Junaid verbreekt zijn vasten

Wij zijn de meesters, wij kunnen een gelofte doen, wij kunnen haar ook breken.
Op een goede dag vertrok een soefi mysticus, Junaid, op een bedevaart, een heilige bedevaart naar de Kaäba. Hij zei tegen zijn discipelen: ‘We hebben een maand nodig om de Kaäba te bereiken en we gaan vasten, zodat onze lichamen helemaal gezuiverd zijn tegen de tijd dat we bij de Kaäba aankomen.
De discipelen waren het ermee eens. Ze gingen op reis. Op de derde dag kwamen ze in een dorp aan. Het hele dorp liep uit om hen te ontvangen, want Junaid had daar een discipel, een heel erg arme man. Omdat Junaid voor de eerste, en misschien wel de laatste, keer naar zijn dorp kwam en bij hem te gast zou zijn, had hij zijn land verkocht, zijn huis, alles, om een feest te geven voor het hele dorp. Hij had niet in de gaten dat Junaid aan het vasten was met honderden discipelen in zijn gevolg.

Junaid zag de blijdschap van de discipel. Hij was gewoon in extase, hoewel hij alles op het spel had gezet gewoon om een feest voor het hele dorp te geven, om zijn meester welkom te heten. Junaid zei niets – hij sprak er met geen woord over dat hij aan het vasten was. Toen Junaid niets zei, hielden de discipelen ook hun mond, maar van binnen kookten ze.
Het feest begon. Junaid at er goed van en dankte de discipel, zegende de discipel.
De andere discipelen moesten ook wel iets eten, omdat Junaid iets at. Ze konden niet zeggen: ‘Wij zijn aan het vasten,’ als de meester zelf het vasten vergeten was. Bovendien was het eten overheerlijk en ze hadden al drie dagen honger geleden! Maar diep van binnen waren ze ook boos: ‘Wat is dit nou voor een discipline?’

Toen ze vertrokken was het eerste wat ze onderweg deden aan de meester vragen: ‘Daar snappen we nou niets van. Was u het vasten nou helemaal vergeten? U heeft er met geen woord over gerept.’
Hij zei: ‘Nee, zoiets vergeet ik nooit, maar hij was zo blij en zo extatisch… het zou hem zoveel pijn in zijn hart gegeven hebben als ik had gezegd: “Ik ga niets eten.” Hij had het eten met zoveel liefde klaargemaakt. Het is geen probleem,’ zei Junaid, ‘we kunnen nog drie dagen vasten. Vergeet die drie dagen maar – we beginnen vanaf vandaag te vasten en we houden dat een maand lang vol. Geen probleem. Waarom zou je die man kwetsen om iets heel simpels? Wij kunnen nog drie dagen vasten.’
Maar de discipelen zeiden: ‘Maar het is een kwestie van discipline: omdat we de gelofte hadden gedaan, hadden we haar vol moeten houden.’
Junaid zei: ‘Leef bewust en leef niet volgens een dode discipline. Jullie waren geïrriteerd – ik zag het in jullie gezicht. Jullie waren boos op mij -ik zag het wel- want jullie liepen gewoon achter een dode regel aan: ‘Wij hebben een gelofte gedaan, dus moeten we die volgen.’ Wij zijn de meesters. Wij doen de gelofte, wij kunnen haar ook breken. En de situatie was zodanig dat het juist was wat we deden. Ons vasten is maar iets gewoons, zijn liefde was echt heel heilig. Wel of niet eten maakt niet zoveel uit, maar jullie hebben zijn vreugde gemist, jullie konden niet delen in zijn extase. Jullie hebben een grote kans gemist. ‘Als het nog een keer gebeurt,’ zei de meester, ‘want we komen nog andere discipelen tegen in andere plaatsen, maak je dan niet zo druk. Ik handel vanuit het moment. Ik zie de situatie en ik handel daarnaar – dat is mijn discipline. Ik handel niet vanuit het verleden.’

Een gedisciplineerd leven is rigide, bevroren, koud, doods. Je blijft gewoon maar automatisch dingen doen. Soms komt dat goed uit in de situatie, maar veel vaker zal het absoluut niet relevant zijn. Dan loopt de man van discipline, de zogenaamde man van discipline, altijd achter. De situatie vergt iets anders, maar zijn discipline reageert op zijn eigen manier, daarom is hij nooit in helemaal één met de werkelijkheid. Hij is altijd geïsoleerd, vervreemd.

Osho: The Secret – Discourses on Sufism, p. 47-49.
Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.