Je ware natuur

Je ware natuur is je eeuwige natuur. Het is niet iets dat komt en gaat — jij bent het. Hoe kan het komen en gaan? Het is je ZIJN. Het is je eigenlijke fundering. Het kan niet soms zijn, en soms niet zijn; het is er altijd. Dus dit zou het criterium moeten zijn voor een zoeker naar waarheid, natuur, tao: dat we moeten komen tot het punt in ons wezen dat altijd en altijd blijft — zelfs voordat je geboren werd was het er, en zelfs als je dood bent zal het er zijn. Het is het centrum. De omtrek verandert, het centrum blijft absoluut eeuwig; het is voorbij de tijd. Niets kan het beïnvloeden, niets kan het veranderen, niets raakt het werkelijk ooit aan; het blijft buiten bereik van de buitenwereld. Ga naar de zee, en kijk naar de zee. Miljoenen golven zijn er, maar diep in de diepte blijft de zee kalm en rustig, diep in meditatie; de beroering is slechts aan de oppervlakte, slechts aan de oppervlakte waar de zee de buitenwereld ontmoet, de winden. Voor de rest blijft het altijd hetzelfde, niet eens een rimpeling; niets verandert.


Zo is het ook met jou. Aan de oppervlakte waar je anderen ontmoet is er beroering, angst, woede, gehechtheid, hebzucht, lust — aan de oppervlakte waar de winden komen en je raken. En als je aan de oppervlakte blijft, kun je dit veranderlijke verschijnsel niet veranderen; het zal daar blijven. Veel mensen proberen het daar, aan de omtrek, te veranderen. Zij vechten ermee, zij proberen geen golf te laten ontstaan. En door hun strijd ontstaan er nog meer golven, want als de zee met de wind vecht, ontstaat er nog meer beroering: nu zal niet alleen de wind helpen, maar ook de zee – er zal een enorme chaos aan de oppervlakte ontstaan.

Moralisten proberen de mens in de periferie te veranderen. Je karakter is de periferie: je brengt geen karakter mee de wereld in, je komt absoluut karakterloos, een blanco vel, en alles wat je je karakter noemt is door anderen geschreven. Je ouders, de maatschappij, leraren, leringen – het zijn allemaal conditioneringen. Je komt als een leeg vel, en wat er ook op je geschreven is komt van anderen; dus tenzij je weer een leeg vel wordt zul je niet weten wat de natuur is, je zult niet weten wat Brahma is, je zult niet weten wat Tao is.

Dus het probleem is niet hoe je een sterk karakter kunt hebben, het probleem is niet hoe je geen gevaar kunt bereiken, hoe je niet verstoord kunt worden — nee, dat is niet het probleem. Het probleem is hoe je je bewustzijn kunt veranderen van de periferie naar het centrum. Dan zie je plotseling dat je altijd kalm bent geweest. Dan kun je van een afstand naar de periferie kijken, en de afstand is zo groot, oneindig, dat je kunt kijken alsof het je niet overkomt. In feite overkomt het je nooit. Zelfs als je er helemaal in verloren bent, overkomt het je nooit: iets in jou blijft onverstoord, iets in jou blijft daarbuiten, iets in jou blijft een getuige.

Het hele probleem voor de zoeker is dus hoe hij zijn aandacht kan verleggen van de periferie naar het centrum; hoe hij kan opgaan in datgene wat onveranderlijk is, en zich niet kan vereenzelvigen met datgene wat slechts een grens is. Op de grens zijn anderen zeer invloedrijk, omdat op de grens verandering natuurlijk is. De periferie zal blijven veranderen — zelfs de periferie van een Boeddha verandert. Het verschil tussen een Boeddha en jou is niet een verschil in inborst — onthoud dit; het is geen verschil in moraliteit, het is geen verschil in deugdzaamheid of niet-deugdzaamheid, het is een verschil in waar je gegrondvest bent.

Jij bent gegrond in de periferie, een Boeddha is gegrond in het centrum. Hij kan naar zijn eigen periferie kijken van een afstand; wanneer je hem raakt kan hij het zien alsof je iemand anders hebt geraakt, omdat het centrum zo ver weg is. Het is alsof hij een toeschouwer is vanaf de heuvels en er gebeurt iets in de dalen en hij kan het zien. Dit is het eerste wat men moet begrijpen. Ten tweede: het is heel gemakkelijk om te beheersen, het is heel moeilijk om te transformeren. Je kunt je woede beheersen, maar wat ga je doen? Je onderdrukt het. En wat gebeurt er als je iets onderdrukt? De richting van zijn beweging verandert: het ging naar buiten, en als je het onderdrukt, begint het naar binnen te gaan – alleen de richting verandert.

En het is goed voor woede om naar buiten te gaan, omdat het gif eruit gegooid moet worden. Het is slecht voor de woede om naar binnen te gaan, want dat betekent dat je hele lichaam, geest en structuur erdoor vergiftigd zullen worden. En als je dit lange tijd blijft doen zoals iedereen heeft gedaan, omdat de maatschappij je controle aanleert, is er geen transformatie. De maatschappij zegt ‘beheers jezelf’ en door te beheersen worden alle negatieve dingen dieper en dieper in het onbewuste geworpen, en dan worden ze iets constants in je. Dan gaat het er niet om dat je soms boos bent en soms niet – je bent gewoon boos. Soms ontplof je, en soms ontplof je niet omdat er geen excuus is, of omdat je een excuus moet vinden. En bedenk wel, je kunt overal een excuus vinden!

Osho, And the Flowers Showered # 3