Deze weken staan in het teken van de soefi’s. Osho bespreekt de poëzie van de Perzische mystieke dichter Hakim Sanai. Vorige afleveringen hiervan zijn te vinden op Unio Mystica.
Er is geen ik en geen jij. Dit is ADAB, Soefi’s noemen het ADAB: in de aanwezigheid van de meester zijn, zien en voelen dat er geen ik en geen jij is.
Voel het nu! Ik ben hier niet alleen om met je te praten over grootse dingen, ik ben hier om je te laten proeven van die grootse dingen. Zelfs als je er voor een enkel moment niet bent als jij, en je mij niet los van jou ziet, als we zelfs voor een enkel moment worden overbrugd – op dat moment zul je grote zegeningen zien neerdalen. Dat is de genade van het samenzijn met een meester.
En het is gemakkelijker om je ‘ik’ en ‘jij’ te laten vallen bij een meester dan ergens anders. Waarom? Waarom kan je het nergens anders laten vallen? Omdat ergens anders twee personen het moeten laten vallen en het ingewikkeld zal worden. En twee personen zullen het tegelijkertijd moeten laten vallen, alleen dan kan er een vluchtig moment van vreugde zijn. Met de meester is het mogelijk omdat er aan één kant, de kant van de meester, geen ‘ik’ is, geen ‘jij’. Dus het halve werk is al gedaan. Nu ligt het alleen nog aan jouw kant. Dus wanneer je je ‘jij’, je ‘ik’ kunt laten vallen, ben je onmiddellijk in contact, ben je onmiddellijk overbrugd.
De meester is een afwezigheid. Wanneer je een afwezigheid wordt, lossen twee nullen in elkaar op. Twee nullen kunnen niet gescheiden blijven. Twee nullen zijn geen twee nullen; twee nullen worden één nul.
Een paar dagen geleden zei ik nog dat er van mijn kant geen relatie is, de relatie tussen een meester en een leerling is eenrichtingsverkeer. Chetna heeft me een prachtige brief geschreven waarin ze zeigt: ‘U hebt het heel mooi gezegd, het was een pil met een suikerlaagje, maar hij is in mijn keel blijven steken.’
Chetna, drink een beetje meer van mij, zodat het door je keel heen kan. Drink een beetje meer van mij, drink een beetje meer van deze afwezigheid, drink een beetje meer van degene die NIET is. Ik begrijp het, het doet pijn. Het is een bittere pil, ook al is hij met een suikerlaagje bedekt. Het doet pijn om te voelen dat de relatie alleen van jouw kant komt en niet van de kant van de meester. Je zou willen dat de meester jou ook nodig heeft. Je zou willen dat ik tegen je zei: ‘Ik heb je nodig, ik hou heel veel van je.’
Ik begrijp je behoefte, maar dat zal niet echt zijn. Ik kan alleen zeggen: ‘Ik heb je niet nodig, ik hou van je.’
Behoefte bestaat alleen bij het ego. Ik kan geen relatie met jou aangaan, omdat ik niet ben. Je kunt met mij in relatie treden, omdat jij er nog steeds bent. Omdat jij er bent kun je een relatie met me blijven aangaan, maar die relatie zal slechts zo-zo, lauw blijven.
Als jij ook verdwijnt zoals ik verdwenen ben, dan zal er een ontmoeting zijn – geen relatie, maar een samensmelting. En relatie kan niet bevredigen. Je hebt zoveel relaties gekend: wat is daardoor gebeurd? Je hebt liefgehad, je bent vrienden geweest, je hebt je moeder en vader liefgehad, je broer en zus, je hebt je vrouw liefgehad, je man, je vrouw. Je hebt zo vaak liefgehad, je hebt zo vaak relaties gecreëerd. En weet je, elke relatie laat een bittere smaak in je mond achter. Het maakt je niet tevreden. Het bevredigt je misschien even, maar dan is er weer ontevredenheid. Misschien troost het je, maar opnieuw blijf je achter in de kilte van eenzaamheid.
Relatie is niet het echte. Het echte is gemeenschap, het echte is versmelting. Wanneer je een relatie aangaat, ben je afgescheiden, en in afscheiding blijft het lelijke, kwaadaardige en kwelling scheppende ego achter. Het verdwijnt alleen in de versmelting.
Dus, Chetna, drink een beetje meer van mijn afwezigheid, drink een beetje meer van mijn liefde die jou niet nodig heeft. En dan zal de pil door je keel gaan en zul je in staat zijn hem te verteren. En er zal een dag komen, de grote dag, waarop jij ook van mij zult houden en mij niet nodig zult hebben.
Wanneer twee personen van elkaar houden en beiden elkaar niet nodig hebben, krijgt de liefde vleugels. Het is niet meer gewoon, het is niet meer van deze wereld, het behoort tot het hogere. Het is transcendentaal.