Als een gedachte voorbijgaat, kijk je ernaar; als een pauze voorbijgaat, kijk je ernaar. Wolken zijn ook mooi; zonneschijn is ook mooi. Nu ben je niet iemand die kiest. Nu heb je geen vaste mind: je zegt niet ‘Ik zou alleen de intervallen willen.’ Dat is dom – want als je eenmaal gehecht bent aan het willen van alleen de intervallen, heb je weer besloten tegen het denken. En dan zullen die intervallen verdwijnen. Ze gebeuren alleen als je heel ver weg bent, afstandelijk. Ze gebeuren, ze kunnen niet worden gebracht. Ze gebeuren, je kunt ze niet dwingen te gebeuren. Het zijn spontane gebeurtenissen.
Blijf kijken. Laat gedachten komen en gaan — waar ze maar heen willen. Niets is verkeerd! Probeer niet te manipuleren en probeer niet te sturen. Laat gedachten in totale vrijheid bewegen. En dan zullen er grotere tussenpozen komen. Je zult gezegend worden met kleine satoris. Soms zullen er minuten voorbijgaan en er zal geen gedachte zijn; er zal geen verkeer zijn — een totale stilte, ongestoord.
Wanneer de grotere openingen komen, zul je niet alleen helderheid hebben om in de wereld te zien – met de grotere openingen zal er een nieuwe helderheid ontstaan – je zult in staat zijn om in de innerlijke wereld te zien. Met de eerste openingen zul je in de wereld kijken: bomen zullen groener zijn dan ze er nu uitzien. Je zult omringd worden door een oneindige muziek — de muziek van de sferen. Je zult plotseling in de aanwezigheid van God zijn — onuitsprekelijk, mysterieus, het raakt je aan hoewel je het niet kunt bevatten. Binnen je bereik en toch daarbuiten. Met de grotere openingen zal hetzelfde binnenin gebeuren. God zal niet alleen buiten zijn, je zult plotseling verrast zijn — hij is ook binnen. Hij is niet alleen in het geziene; hij is ook in de ziener — binnen en buiten. Maar raak daar ook niet aan gehecht.
Gehechtheid is het voedsel voor de mind om door te gaan. Niet-gehecht getuige zijn is de manier om het te stoppen zonder enige inspanning om het te stoppen. En wanneer je begint te genieten van die gelukzalige momenten, ontstaat je vermogen om ze voor langere perioden vast te houden. Uiteindelijk, uiteindelijk, op een dag, word je meester. Als je dan wilt denken, dan denk je; als het denken nodig is, dan gebruik je het; als het denken niet nodig is, dan laat je het rusten. Niet dat de mind er niet meer is: de mind is er wel, maar je kunt hem gebruiken of niet gebruiken. Nu neem jij de beslissing. Net als benen: als je wilt rennen gebruik je ze; als je niet wilt rennen laat je ze gewoon rusten – benen zijn er. Op dezelfde manier is de mind er altijd.
Wanneer ik tegen je praat gebruik ik de mind — er is geen andere manier om te praten. Wanneer ik je vraag beantwoord, gebruik ik de mind — er is geen andere manier. Ik moet reageren en me met je verhouden, en de mind is een prachtig mechanisme. Wanneer ik niet met je praat en ik alleen ben, is er geen mind — omdat het een medium is om mee te communiceren. Als je alleen bent, is het niet nodig. Je hebt het geen rust gegeven; vandaar dat de mind middelmatig wordt. Voortdurend gebruikt, moe, hij gaat maar door en door en door. Overdag werkt hij, ‘s nachts werkt hij. Overdag denk je, ‘s nachts droom je. Dag in, dag uit, gaat hij door met werken. Als je zeventig of tachtig jaar leeft, is hij voortdurend aan het werk.
Zie hoe delicaat en duurzaam de mind is – zo delicaat! In een klein hoofd kunnen alle bibliotheken van de wereld worden opgeslagen; alles wat ooit is geschreven kan worden opgeslagen in een enkele mind. Enorm is de capaciteit van de mind – en in zo’n kleine ruimte! En zonder lawaai te maken. Als wetenschappers op een dag in staat zullen zijn om een parallelle computer te maken die aan de mind kan tippen… Computers zijn er, maar het zijn nog geen minds. Het zijn nog mechanismen, ze hebben nog geen organische eenheid; ze hebben nog geen centrum. Als het op een dag mogelijk wordt… en het is mogelijk dat wetenschappers op een dag in staat zullen zijn om minds te creëren — dan zul je weten hoeveel ruimte die computer in beslag zal nemen, en hoeveel lawaai hij zal maken.
De mind maakt bijna geen lawaai; hij werkt in stilte verder. En zo dienstbaar! Zeventig, tachtig jaar lang. En dan, als je sterft mag je lichaam oud zijn maar je mind blijft jong. Zijn capaciteit blijft hetzelfde. Soms, als je het goed hebt gebruikt, neemt het zelfs toe met je leeftijd! Want hoe meer je weet, hoe meer je begrijpt, hoe meer je hebt ervaren en geleefd, hoe bekwamer je mind wordt. Wanneer je sterft, is alles in je lichaam klaar om te sterven — behalve de mind.
Daarom zeggen we in het Oosten dat de mind het lichaam verlaat en een andere baarmoeder binnengaat, omdat hij nog niet klaar is om te sterven. De wedergeboorte is van de mind. Als je eenmaal de staat van samadhi bereikt hebt, zonder mind, dan zal er geen wedergeboorte meer zijn. Dan zul je gewoon sterven. En met je sterven zal alles ontbonden zijn — je lichaam, je mind… alleen je getuige-ziel zal overblijven. Dat is voorbij tijd en ruimte. Dan word je één met het bestaan; dan ben je er niet meer van gescheiden. De afscheiding komt van de mind.
Osho, A Sudden Clash of Thunder # 2, Q 1