Deze weken staan in het teken van Osho’s commentaar op Hsin Hsin Ming –
het Boek van Niets van de Chan meester Sosan, de derde patriarch van Zen.
Het volgende is het tweede stuk uit hoofdstuk 10.
Voor de vorige afleveringen, zie: Het Boek van Niets.
ÉÉN DING, ALLE DINGEN:
BEWEEG DAAR TUSSENDOOR EN VERMENG JE ERMEE…
Het leven is een organische eenheid. Niets is verdeeld, alles is één. Als je denkt dat het verdeeld is, de verdeeldheid wordt door de mind afgedwongen. Anders vermengt alles zich, smelt samen, gaat op in de ander. Het gebeurt de hele tijd. Je ziet het niet omdat je volledig blind bent geworden met woorden.
Je eet een vrucht; de vrucht wordt je bloed. De boom is in jou versmolten, de grens is verdwenen. En deze vrucht kan vroeger in het bloed van vele mensen gehuisd hebben, vele dieren, vele planten, vele rotsen. Deze energie die de vrucht is, is er altijd geweest in het bestaan – smeltend, samensmeltend, opkomend, bewegend van dit naar dat, alle grenzen passerend.
Kijk maar naar elk willekeurig fenomeen. De vrucht aan de boom, wat doet die? Wetenschappers zeggen dat de vrucht een wonder verricht. Het transformeert de aarde, het transformeert de zonnestralen, het transformeert het water. Het is een wonder, want je kunt aarde niet eten, je kunt zonnestralen niet direct eten. Deze vrucht, een appel, verricht een wonder. Het transformeert alles en maakt het zo dat je het kunt absorberen en het je bloed wordt.
En deze energie is in beweging geweest omdat ze er altijd is geweest. Het geheel van de energie blijft hetzelfde, want er is nergens anders om naartoe te gaan, dus de energie kan niet minder OF meer zijn. Er wordt niets aan het universum toegevoegd en er kan niets worden verwijderd. Waar haal je het weg? Het geheel blijft hetzelfde.
De ene dag was de vrucht gewoon in de aarde, je had het niet kunnen eten. De vrucht lag in de zon, de vitamine D zat in de zon. Nu heeft de vrucht het geabsorbeerd, nu is de aarde getransformeerd – er geschiedt een wonder! Waarom zou je naar een tovenaar gaan om een wonder te zien? Het gebeurt: het vuil is veranderd in heerlijk voedsel.
En je eet het, het wordt je bloed. Je bloed roert zich voortdurend, het creëert sperma. Nu wordt er een zaadje geboren, het wordt een klein kind. Nu is de vrucht, de appel, verhuisd naar het kind. Waar zijn de grenzen? De boom beweegt in jou, de zon beweegt in de boom, de oceaan beweegt in de boom, jij beweegt in het kind en zo gaat het door…
Alles beweegt. De adem die in jou is, zal even later in mij zijn. En de adem is leven, dus jouw leven en mijn leven kunnen niet verschillend zijn, want dezelfde adem die jij inademt adem ik in. Ik adem uit, jij ademt in; jij ademt uit, ik adem in.
Jouw hart en mijn hart kunnen niet erg verschillend zijn. Ze ademen en kloppen dezelfde oceaan van levenskracht rond. Ik noem dit mijn adem, maar tegen de tijd dat ik het genoemd heb, is het niet meer van mij – het is verplaatst, het is van huis veranderd, nu is het de adem van iemand anders. Wat jij je leven noemt, is niet van jou. Het is van niemand – of van iedereen.
Wanneer iemand naar de werkelijkheid kijkt, dan ziet hij dat het geheel een organische eenheid is. De zon werkt voor jou, de oceaan werkt voor jou, de sterren werken voor jou. De mensen die op de wereld rondlopen werken voor jou en jij werkt voor hen. Je zult sterven en wormen zullen je lichaam opeten, je zult hun voedsel worden.
Je maakt je klaar, je wordt rijp, om te sterven, om voedsel voor iemand anders te worden. En dit moet zo zijn – omdat je zoveel dingen tot je eigen voedsel hebt gemaakt, moet je uiteindelijk hun voedsel worden. Alles is voedsel voor iemand anders. Het is een ketting… en je wilt je aan het leven vastklampen. En de appel, die wil zich ook vastklampen aan het leven; en het graan, het graan wil ook zichzelf blijven. Dan zal het leven ophouden.
Het leven leeft door de dood. Jij sterft hier, iemand anders komt daar tot leven; ik adem uit, iemand anders ademt in. Net als een ritmische uitademing, inademing, zo is leven en dood. Leven is inademen, dood is uitademen.
Wanneer je rijp bent, zul je op de aarde vallen. Dan zullen de wormen je opeten en de roofvogels zullen komen om van je te genieten. Je hebt van veel voedsel genoten, nu zul je op jouw beurt genoten worden. Alles smelt, ontmoet, versmelt. Dus waarom zou je je zorgen maken? Dit gaat gebeuren, dit gebeurt al. Alleen de geheel leeft, individuen zijn onecht. Alleen het ultieme leeft – al het andere zijn slechts golven erin, ze komen en ze gaan.
Wanneer je de werkelijkheid vlak voor je neus ziet, is er plotseling geen probleem, geen angst, want het geheel gaat door met leven, of je nu leeft of niet. Je dood is dan geen probleem, je leven is dan ook geen probleem. Je zult op vele miljoenen manieren in het geheel leven.
Soms zul je een vrucht zijn… dat is de betekenis van het Hindoeïstische concept van miljoenen YONIS. Soms was je een dier en soms was je een insect en soms was je een boom en soms was je een rots – en het leven gaat door.
Dus in zekere zin ben je niemand en in andere zin ben je iedereen. Je bent leeg in één zin en je bent vol in een andere zin. Je bent niet in één zin en je bent alles in een andere zin – want je bent niet afgescheiden.
Afscheiding brengt angst. Als je angstig bent, in angst, betekent dat dat je denkt dat je afgescheiden bent – je creëert onnodig problemen voor jezelf. Dat is niet nodig, want het geheel leeft verder; het geheel sterft nooit, het kan niet sterven. Alleen delen sterven – maar die dood is niet echt een dood, het is een wedergeboorte. Hier sterf je, daar word je geboren.
Osho: Hsin Hsin Ming – The Book of Nothing #10