Het is geen kwestie van begrijpen

Mulla Nasruddin droomde op een nacht dat Khidr, de geheimzinnige soefi meester, voor hem stond en hem vroeg: ‘Wat wil je, Nasruddin?’
De arme Nasruddin wist niet veel te vragen. Zo zijn mensen. Als God plotseling verschijnt en aan je vraagt ‘wat wil je?’, denk dan gewoon na, wat komt er in je gedachten op? Een huis, een auto, een  banksaldo… dan kun je niet eens om iets vragen dat de moeite waard is.


Khidr, de geheimzinnige soefi meester

Mulla zei: ‘Een briefje van honderd roepies.’
Arme drommel, dat was het beste dat bij hem op kon komen. Maar Khidr is ook niet mis, hij zei: ‘Ik zal je één roepie geven. Twee.’
Mulla zei: ‘Nee, honderd!’
‘Drie.’
En zo ging het door in die droom, dit afdingen ging maar door. Ze kwamen tot negenennegentig, en Khidr was erg onvermurwbaar. Hij zei: ‘Ik geef geen cent meer. Negenennegentig? Het is alles of niets!’
En Mulla zei: ‘Ik ga voor honderd! En wat ben jij gierig! Gewoon voor één roepie? Waarom maak je er geen honderd van?’

En de strijd liep zo hoog op dat Mulla er wakker van werd. Hij deed zijn ogen open, Khidr verdween, de briefjes verdwenen. Zijn vrouw zat naast hem, want hij had zo hard liggen praten dat ze wakker was geworden en zat te luisteren. Er werd flink gekibbeld en gepraat over geld, en daar was zij ook wel in geïnteresseerd. Dus wilde ze hem niet storen, er stond iets groots te gebeuren.
‘Eenentachtig, eenentachtig, tweeëntachtig…’ en het ging maar door ‘… negenennegentig.’ En Mulla zei: ‘Negenennegentig, nee! Honderd! Ik ga alleen maar voor honderd.’
Toen hij plotseling zijn ogen open deed zei zijn vrouw: ‘Wat is er toch aan de hand?’
En Mulla zei: ‘Hou jij je mond!’
Hij sloot zijn ogen weer en zei: ‘Oké, geef me dan maar negenennegentig.’
Maar nu was de droom weg; nu was er geen Khidr meer, niemand.

En hij zei: ‘Oké, negenennegentig zeg ik! Waar ben je nou? Achtennegentig! Zevenennegentig!’
En hij begon omlaag te gaan, maar nu was er niemand meer, zelfs geen roepie. En hij werd erg boos en zei: ‘Wat ben ik dom! Ik had negenennegentig moeten accepteren. Voor één roepie…. Die Khidr is een vrek. Maar ik ben ook een dwaas; nu kan ik hem nergens meer vinden.’

Dat is de situatie. Als je me begrijpt, zal de droom verbroken worden. En je bent altijd in de buurt van negenennegentig. Het gaat morgen gewoon wel gebeuren – nog één dag, nog een beetje moeite…. En het briefje van honderd roepie hangt daar gewoon als een peen voor je neus.
Je zegt tegen mij: ‘Wacht, Osho. Laat me het gewoon nog een beetje proberen. En u kunt het me wel blijven vertellen, u kunt het me wel blijven onderwijzen, maar vertel me wanneer en hoe.’
En je blijft je best doen om dat briefje van honderd roepie te krijgen dat altijd om de hoek ligt, maar dat je nooit in handen zult krijgen. Je zult het nooit in handen krijgen.
En je bent er niet klaar voor om uit je zoete droom te ontwaken.

Het is geen kwestie van begrijpen, het is zo simpel. Maar je hebt een bepaald leven geleid, je gewoonten zitten vastgeroest, je structuur is bevroren. Zelfs als je het begrijpt, is je mind sluw genoeg om het te vervormen, om er betekenissen in te leggen die er niet zijn. Hij kan er zijn eigen ideeën op projecteren.
Wat ik zeg is simpel, uitermate simpel. Iedereen met een onschuldige mind kan het begrijpen. Maar het probleem is dat je vooroordelen hebt, je hebt je eigen ideeën. Je wilt het op die manier begrijpen, volgens je eigen vooroordelen.

Meer: Osho: Unio Mystica Vol. 1 #2 deel 3