Geluk of ongeluk? De man zonder oordeel

Een oordeel is zo snel geveld…. terwijl alleen het Geheel het weet.
Ik zal je een verhaaltje vertellen. Het speelt zich af in de dagen van Lao Tse in China en Lao Tse was er dol op. Generaties lang hebben de volgelingen van Lao Tse het verhaal opnieuw verteld en steeds weer vonden ze er nieuwe betekenisvolle lagen in. Het verhaal is gegroeid, het is een eigen leven gaan leiden.
Het is een eenvoudig verhaal. Er leefde eens een oude man in een dorp, heel arm, maar er waren zelfs koningen jaloers op hem omdat hij zo’n prachtig wit paard had. Nog nooit had men zo’n prachtig paard gezien, zo mooi, zo groots, zo sterk. Koningen wilden het paard hebben en ze boden fabelachtige prijzen, maar de oude man zei steeds: ‘Dit paard is geen paard voor mij, het is een mens en hoe kun je een mens nu verkopen? Het is een vriend, het is geen bezit. Hoe kun je een vriend nu verkopen? Nee, dat is onmogelijk.’ Het was een arme man, de verleiding was groot, maar hij ging nooit tot verkoop over.

Op een dag kwam hij er opeens achter dat het paard niet in de stal was. Het hele dorp kwam kijken en ze zeiden: ‘Jij dwaze oude man. Wij zagen al lang aankomen dat het paard ooit eens gestolen zou worden. En iemand zo arm als jij, hoe kun je nou zoiets kostbaars beschermen? Je had het maar beter kunnen verkopen. Je had er voor kunnen krijgen wat je maar wilde, je had er exorbitante bedragen voor kunnen vragen. Nu is het paard weg. Het is een vloek, je hebt grote pech.’
De oude man zei: ‘Overdrijf nu niet, zeg maar gewoon dat het paard niet in de stal staat. Dat is een feit, al het andere is maar oordeel. Hoe weet je nu of het pech is of niet? Hoe kom je tot dat oordeel? De mensen zeiden: ‘Neem ons maar niet in de maling. We zijn misschien wel geen grote filosofen, maar hier heb je geen filosofie voor nodig. Het is gewoon een feit dat er een schat is verdwenen en dat is grote pech.’ De oude man zei: ‘Ik blijf bij het feit dat de stal leeg is en het paard weg is. Verder weet ik niets –of het pech is of geluk- want dit is maar een fragment. Wie weet wat er nog gaat gebeuren?’
De mensen moesten erom lachen. Ze dachten, die ouwe is gek geworden. We hebben altijd wel geweten dat hij een beetje gek was, anders had hij zijn paard wel verkocht en in rijkdom geleefd. Maar hij leefde als een houtvester en nu hij oud is loopt hij nog steeds hout te kappen en het uit het bos te slepen om het te verkopen. Hij leeft van de hand in de tand, in ellende en armoede. Nu wisten ze zeker dat die man gek was.

Twee weken later kwam het paard opeens ‘s nachts terug. Het was niet gestolen, het was er vandoor gegaan naar naar de wildernis. En niet alleen kwam het terug, het bracht ook een dozijn wilde paarden met zich mee. Opnieuw kwamen de mensen bij elkaar en zeiden: ‘Oude man, je had gelijk en wij zaten ernaast. Het was geen pech, maar het blijkt geluk te zijn geweest. Het spijt ons dat we zo zaten te drammen.’ De oude man zei: ‘Nu gaan jullie weer te ver. Zeg nou maar gewoon dat het paard terug is en dat er twaalf paarden met dit paard zijn meegekomen, maar vel geen oordeel. Hoe weet je nu of het wel of geen geluk is? Het is maar een fragment. Hoe kun je nu een oordeel vellen als je het hele verhaal niet kent? Je leest een bladzijde van een boek, wat weet je van het hele boek? Je leest een regel van een bladzijde, wat weet je van de hele bladzijde? Je leest een enkel woord in een regel , wat weet je van de hele regel? Op een enkel woord heb je zelfs geen vat –het leven omvat zo veel- een fragment van een woord en je hebt je oordeel al geveld over het geheel! Zeg maar niet dat dit een geluk is, dat weet niemand. En val mij niet lastig, ik heb het goed naar mijn zin met mijn niet-oordelen.’
De mensen konden er dit keer niet veel tegenin brengen, misschien had die ouwe wel weer gelijk. Dus zeiden ze maar niets, maar van binnen wisten ze wel dat hij het mis had. Twaalf prachtige paarden waren met zijn paard mee teruggekomen. Een beetje africhten en ze konden allemaal voor een hoop geld verkocht worden.

De oude man had een jonge zoon, zijn enige zoon. De jonge zoon begon de paarden af te richten, maar nog geen week later viel hij van een wild paard af en brak zijn benen. De mensen kwamen weer bij elkaar en –mensen zijn mensen, overal, net als jij, overal- weer begonnen ze te oordelen. Een oordeel komt zo snel! Ze zeiden: ‘Je had gelijk, het blijkt maar weer dat je gelijk had. Het was geen geluk, het was weer grote pech. Je enige zoon is zijn benen kwijt en hij was je enige steun op je oude dag. Nu ben je nog armer dan ooit.’ De oude man zei: ‘Oordelen is zo’n obsessie voor jullie. Jullie moeten niet zo ver gaan. Zeg maar gewoon dat mijn zoon zijn benen heeft gebroken. Wie kan zeggen of dat pech is of geluk? Niemand weet dat. Alweer een fragment en meer krijgen jullie nooit. Het leven komt in fragmentjes en oordeel gaat over het geheel.’

Toen gebeurde het na een paar weken dat er oorlog uitbrak met een buurland en alle jonge mannen van de stad werden geronseld om in het leger te gaan. Alleen de zoon van de oude man lieten ze achter omdat hij kreupel was. De mensen kwamen bij elkaar, huilend en wenend, omdat uit elk huis jonge mannen gedwongen waren weggevoerd. En ze konden met geen mogelijkheid weer terugkomen, want het land dat ze had aangevallen was een groot land en ze voerden een verloren strijd. Ze zouden niet meer terugkomen.
Iedereen in de stad huilde en weende en ze kwamen naar de oude man toe en zeiden: ‘Je had gelijk, oude man! God weet dat je gelijk had, dit blijkt een geluk te zijn geweest. Je zoon is misschien wel kreupel, maar hij is nog altijd bij je. Onze zonen zijn voorgoed weg. Hij leeft tenminste nog en hij is bij je, hij zal geleidelijk aan wel weer op de been komen. Een beetje mank misschien, maar hij zal weer in orde zijn.’ De oude man zei opnieuw: ‘Het is onmogelijk om met jullie te praten, jullie gaan maar door, jullie blijven maar oordelen. Niemand die het weet! Zeg alleen maar dit: dat jullie zoons gedwongen zijn om dienst te nemen, in het leger te gaan, en dat mijn zoon daar niet toe gedwongen is. Maar niemand weet of dit geluk is of pech. Niemand zal het ooit te weten komen. God alleen weet het.’
En als we zeggen dat ‘God’ het alleen weet, wil dat zeggen dat het Geheel het alleen weet.
Moed genoeg hebben om niet te oordelen is het allerhoogste. Eigenlijk is het een heel groot teken van moed om geen oordeel te vellen, want je hoofd staat zo gauw klaar met een oordeel, dat iets goed of slecht is, goed of fout is.

Osho: Until You Die – Discourses on the Sufi Way, pp. 35–38.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.