Filosofie

Filosofie (uit het Grieks: φιλοσοφία, philosophia, ‘liefde voor de wijsheid’) is de studie van algemene en fundamentele vragen, zoals die over de rede, het bestaan, de kennis, de waarden, het verstand en de taal. Dergelijke vragen worden vaak gesteld als problemen die bestudeerd of opgelost moeten worden. Filosofische methoden omvatten vraagstelling, kritische discussie, rationele argumentatie en systematische presentatie.
Aanvankelijk verwees de term naar elk geheel van kennis. In die zin is filosofie nauw verwant met godsdienst, wiskunde, natuurwetenschap, onderwijs en politiek.

Vanaf de tijd van de Griekse filosoof Aristoteles tot de 19e eeuw omvatte de ‘natuurfilosofie’ astronomie, geneeskunde en natuurkunde. 
In de 19e eeuw leidde de groei van moderne onderzoeksuniversiteiten tot professionalisering en specialisering van de academische filosofie en andere disciplines. Sindsdien zijn verschillende onderzoeksgebieden die van oudsher deel uitmaakten van de filosofie afzonderlijke academische disciplines geworden, zoals psychologie, sociologie, linguïstiek en economie.
Tegenwoordig omvatten de belangrijkste subgebieden van de academische filosofie de metafysica, die zich bezighoudt met de fundamentele aard van het bestaan en de werkelijkheid; de epistemologie, die de aard van kennis en geloof bestudeert; de ethiek, die zich bezighoudt met morele waarden; en de logica, die de regels van gevolgtrekking bestudeert die het mogelijk maken conclusies af te leiden uit ware premissen. Andere belangrijke deelgebieden zijn wetenschapsfilosofie, politieke filosofie, esthetica, taalfilosofie en filosofie van de geest.

In algemene zin wordt filosofie geassocieerd met wijsheid, intellectuele cultuur, en een zoektocht naar kennis. In die zin stellen alle culturen en geletterde samenlevingen filosofische vragen, zoals ‘hoe moeten wij leven’ en ‘wat is de aard van de werkelijkheid’.
Indiase filosofie (Sanskriet: darśana, lett. ‘gezichtspunt’, ‘perspectief’) verwijst naar de diverse filosofische tradities die sinds de oudheid op het Indiase subcontinent zijn ontstaan. De Indiase filosofische tradities delen verschillende sleutelbegrippen en ideeën, die op verschillende manieren worden gedefinieerd en door de verschillende tradities worden aanvaard of verworpen. Hiertoe behoren begrippen als dhárma, karma, pramāṇa, duḥkha, saṃsāra en mokṣa.
De boeddhistische filosofie begint met de leer van Gautama Boeddha (ca. 5e tot 4e eeuw v.Chr.). Omdat onwetendheid over de ware aard der dingen als een van de wortels van het lijden (dukkha) wordt beschouwd, houdt de boeddhistische filosofie zich bezig met epistemologie, metafysica, ethiek en psychologie. De boeddhistische filosofische teksten moeten ook worden begrepen in de context van meditatieve praktijken die geacht worden bepaalde cognitieve verschuivingen teweeg te brengen.

   Socrates

‘Een mening is het resultaat van een dialoog met jezelf.’
Socrates (Athene, ca. 469 v.Chr.- 399 v.Chr.) wordt beschouwd als een van de stichters van de westerse filosofie, al liet hij zelf geen geschriften na. Hij is bekend geworden door de verslagen van zijn studenten, met name die van Plato en Xenophon.

Een bijdrage van Antar Marc.