Ego en overgave

Het eerste wat je moet begrijpen over het ego is dat het niet bestaat. Niemand bestaat in afgescheidenheid. Jij bent evenzeer één met het universum als ik, als Boeddha, als Jezus. Ik weet het, jij weet het niet; het is alleen een verschil van herkenning. Het verschil is niet existentieel, helemaal niet!
Je moet je dus verdiepen in dit stomme idee van afscheiding. Als je nu begint te proberen je over te geven, draag je nog steeds het idee van afscheiding mee. Nu denk je: ik zal me overgeven, nu ga ik me overgeven – maar je denkt dat je dat doet.


Mandala: Osho’s Prem Shashi
Het centrum van iedere mandala is ‘nietsheid’ –
niet-ietsheid, volle leegte, ruimtelijk en stil, loslaten.

Als je het idee van afscheiding zelf onderzoekt, ontdek je op een dag dat je niet afgescheiden bent: hoe kun ‘jij’ je dan overgeven! Er is niemand om zich over te geven; er is nooit iemand geweest om zich over te geven. De overgever is er niet, helemaal niet – nergens te vinden.
Als je jezelf binnen gaat, zul je de overgever nergens vinden: in dat moment is er overgave. Wanneer de overgever niet wordt gevonden, op dat moment is er overgave. ‘Jij’ kunt het niet doen.
Als ‘jij’ het doet, is het iets onechts. Uit onechtheid ontstaat alleen onechtheid. ‘Jij’ bent onecht, dus alles wat je doet zal onecht zijn (onechter). En de ene onechtheid leidt tot de andere, enzovoort; en de fundamentele onechtheid is het ego, het idee: ‘ik’ ben afgescheiden. 

Je zegt: ‘Mijn overgave is doelgericht.’ Het ego is altijd doelgericht. Het is altijd hebzuchtig, het is altijd aan het graaien. Het is altijd op zoek naar meer en meer en meer. Het leeft in het meer: als je geld hebt, wil het meer geld hebben; als je een huis hebt, wil het een groter huis hebben; als je een vrouw hebt, wil het een mooiere vrouw hebben. Maar het wil altijd, meer. Het ego is voortdurend hongerig. Het leeft in de toekomst en in het verleden. In het verleden leeft het als een hamsteraar – ik heb dit en dit en dit. Het haalt daar veel voldoening uit; ‘ik’ heb iets: macht, aanzien, geld. Het geeft er een soort realiteit aan. Het geeft het idee: als ik deze dingen heb, moet ik er wel zijn. En het leeft in de toekomst met het idee van meer. Het leeft als herinnering en als verlangen.

Wat is een ‘doel’? Een verlangen: ik moet daar komen, ik moet dat zijn, ik moet het bereiken. Het ego leeft niet, kan niet leven in het heden; want het heden is echt en het ego is onecht – ze ontmoeten elkaar nooit.
Het verleden is onecht, het is niet meer; ooit was het er wel, maar toen het ‘aanwezig’ was, was het ego er niet.
Zodra het is verdwenen, niet langer existentieel is, begint het ego het te grijpen, op te hopen. Het grijpt en accumuleert dode dingen: het ego is een kerkhof; het verzamelt lijken (dode botten). 
Of het leeft in de toekomst: de toekomst is er nog niet – het is verbeelding, fantasie, droom. Ook daarmee kan het ego leven, heel gemakkelijk; onechtheden gaan prima samen, soepeltjes.

Breng iets existentieels in en het ego verdwijnt. Daarom dring ik erop aan om in het heden te zijn. HierNu zijn: gewoon dit moment.
Als je intelligent bent hoef je niet na te denken over wat ik zeg;  je kunt het gewoon op dit moment inzien!

Waar is het ego?
Er is stilte, en er is geen verleden, en er is geen toekomst, alleen dit moment – – en deze hond die blaft … dit moment: en ‘jij’ bent er niet!
Laat dit moment zijn – en jij bent er niet.
En er is immense stilte, er is diepe stilte, van binnen en van buiten.
En dan is het niet nodig om je over te geven, omdat je weet dat je er niet bent:  weten dat je er niet bent, is overgave.

Het is geen kwestie van overgave aan mij, het is geen kwestie van overgave aan het bestaan: het is helemaal geen kwestie van overgave!
‘Overgave’ is een inzicht; een begrip dat: ‘Ik’ ben niet.
‘Ik ben niet’ inzien, ‘ik ben een nietsheid (leegte)’: overgave groeit.
De bloem van overgave groeit aan de boom van leegte; zij kan niet doelgericht zijn. Het ego is doelgericht.
Het ego verlangt naar de toekomst: het kan zelfs verlangen naar het andere leven; het kan verlangen naar de hemel; het kan verlangen naar het nirvana.
Het maakt niet uit waarnaar het verlangt – verlangen is wat het is – projecteren in de toekomst is wat het is.

Zie het! Kijk ernaar!
Ik zeg niet denk erover na: als je erover nadenkt, loop je het mis. Denken betekent weer verleden en toekomst.
Kijk erin: ‘Avalokita!’ Kijk erin.
Het Engelse woord look komt van dezelfde stam als avalokita.

Osho: The Heart Sutra, Talks on the Prajnaparamita Hridayam Sutra of Gautama the Buddha #2.