De waterput waar iedereen gek van werd

Elk ding heeft zijn eigen ziel. Elk individu is uniek. Dat is de Tao visie.
Er is een verhaal van Kahlil Gibran.
Een magiër kwam in een stad aan en gooide wat medicijnen in de waterput van de stad. Hij zei dat iedereen die uit deze put dronk gek zou worden. Er waren maar twee waterputten in de stad: één voor de gewone man en één voor de koning. Tegen de avond was iedereen gek geworden. Ze moesten wel uit de put drinken, ook al wisten ze dat ze gek zouden worden, omdat het de enige put was die tot hun beschikking stond. Het was een zomerse dag, heet, en ze probeerden wel niet te drinken, maar hoe lang hou je dat vol? Geleidelijk aan gaven ze het op. Tegen de avond was de hele stad gek geworden.
De koning was heel blij. Vanaf zijn paleisterras keek hij rond en zei tegen zijn eerste minister: ‘We zijn God dankbaar dat we een aparte waterput hebben, anders waren we ook gek geworden. De hele stad is gek geworden.’
Mensen stonden te dansen, te zingen, te springen, te schreeuwen, te gieren. Het was gewoon ongelooflijk, de hele stad. Wat was er toch gebeurd?  Het was een nachtmerrie. Mensen deden van alles wat ze nog nooit eerder gedaan hadden.

Maar binnen een paar uur was die blijheid de koning wel vergaan, want de mensen kwamen naar het paleis en ze begonnen te schreeuwen dat de koning gek geworden was. Het leger van de koning was ook in de stad en die werden gek, net als zijn lijfwacht en zijn bedienden. Alleen de koning, de koningin en zijn eerste minister, drie personen, bleven er nog over. Wat kun je nu uitrichten tegen een hele stad die gek geworden is? De koning sloeg de angst om het hart en hij zei: ‘Wat moeten we nou?’
De eerste minister zei: ‘Er is maar één ding dat we kunnen doen. Ik zal proberen om ze een paar minuten op te houden. Jullie gaan rennen en drinken uit de put. Anders kan het niet. Ga nou gauw.’
De koning ging, dronk van de put en toen hij terugkwam stond hij te dansen. De massa begon uitzinnig te roepen: ‘God zij dank. Wat zijn we God dankbaar. De koning is weer bij zinnen!’

Wie is er normaal? Wat is de norm? En hoe bepaal je dat? De massa – veel mensen zijn zo, is dat dan normaal? Maar de hele massa kan gek zijn… Als de hele massa gek is, lijkt de verstandige mens wel gek… Hoe weet je of iedereen niet gek is? Wat buitengewoon is lijkt wel gek; wat algemeen is lijkt wel de norm te zijn…
Maar wat is het criterium? Wat voor maatstaf neem je? Norm betekent maatstaf. Maar hoe bepaal je wat normaal is?
Is Boeddha normaal? Is Jezus normaal? Voor de mensen waar hij tussen woonde was Jezus niet normaal. Ze hebben hem vermoord omdat hij abnormaal was, omdat hij het had over dingen waar je het niet over moest hebben. Socrates – was hij normaal? Athene heeft hem vergiftigd omdat hij abnormaal was. Als je door de eeuwen heen kijkt waren alle grote mensen abnormaal. Wat gewoon is lijkt normaal te zijn.



Lao Tse wil het criterium vernietigen. Hij wil je vertellen dat er geen criterium is waar je mee kunt oordelen. Elk individu is uniek – dat is de Tao visie. Elk individu is zo uniek, zo onvergelijkbaar uniek, dat je op geen enkele manier kunt oordelen wie er nu normaal is en wie abnormaal. Kijk eens naar de vrijheid die Tao geeft – je kunt alleen zeggen dat mensen verschillend zijn: niemand is normaal, niemand is abnormaal. Mensen zijn gewoon verschillend. Als je eenmaal door hebt dat mensen verschillend zijn, laat je het voor het eerst het idee van minderwaardigheid en meerderwaardigheid vallen…
Nee, wat klein is, is klein en wat groot is, is groot, er valt niets te vergelijken. Het kleine is mooi in zijn kleinheid, het grote is mooi in zijn grootte. Het grote zit dicht bij de wolken, het kleine zit dicht bij de aarde. Het grote geniet van grootte, het kleine geniet van kleinheid – wat is daar verkeerd aan?
Niets is verkeerd – dat is de taoïstische visie. Alles is goed zoals het is.

Vergelijking komt uit het menselijke brein. Vogels zijn vogels, ze maken zich er niet druk om waarom ze geen dieren zijn. Een roos is een roos, de roos maakt zich er niet druk om waarom ze geen lotus is. Daarom zijn ze niet neurotisch. Anders zou een roos neurotisch worden omdat ze geen lotus is, en de lotus zou neurotisch worden omdat hij geen roos is. En zou het kleine struikje ergens op de sofa van een of andere psychiater belanden omdat het geen Ceder van Libanon is.

‘Waarom? Waarom ben ik niet een Ceder van Libanon? Waarom heeft God me zo klein gemaakt, gewoon een struikje? Om wat voor karma moet ik lijden?’ Het zal een of andere filosofie bedenken als troost: ‘Ik heb in mijn vorige leven slecht karma opgebouwd, vandaar.’
Allemaal onzin! Alle theorieën zijn onzin! Je hebt ze nodig omdat je onzinvragen stelt. En dan moet iemand wel onzinantwoorden gaan geven. Er is een economische wet: waar een vraag is, is een aanbod. Als jij een onzinnige vraag stelt, krijg je van een of andere goochemerd een onzinnig antwoord.
Het is heel simpel. De dingen zijn zoals ze zijn. De dingen zijn verschillend, dat is zeker, maar ze zijn niet ongelijk. Laat me het nog eens zeggen: de dingen zijn verschillend, maar ze zijn niet ongelijk. Alles is uniek. Je kunt nergens ter wereld een blad vinden dat op een ander blad lijkt . Je kunt nergens ter wereld een steentje vinden dat op een ander steentje lijkt. Nee, er is niets wat op elkaar lijkt, maar niets is ongelijk. Elk ding bestaat op zijn eigen manier.

 

Dat is wat het gezegde betekent dat elk ding zijn eigen ziel heeft. Dat unieke is wat de ziel wil zeggen. Dat unieke is de betekenis van het gezegde: ‘Een mens heeft een ziel.’ Het laat gewoonweg zien dat hij uniek is. De boom heeft een ziel. Het laat zien dat hij uniek is. De berg heeft een ziel. Het laat gewoon zien dat hij uniek is. Er is niets wat daarop lijkt.

Osho: Tao: The Pathless Path – Talks on extracts from ‘The Book of Lieh Tzu’, Volume 2, pp. 163 – 167.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com