‘De Waarheid is God’

 Toen ik de universiteit binnenging stond er op de poort van de universiteit geschreven: ‘De Waarheid is God’. Gewoon op de hoofdingang, dat was het motto van de universiteit: ‘De Waarheid is God’.
Een vriend van me, die ook naar die universiteit wilde, was meegekomen. Ik zei tegen hem: ‘Eerst wil ik de rector magnificus wel eens zien voordat ik besluit of ik wel of niet naar deze universiteit ga, want ze zijn bij de poort al begonnen te liegen.
Ze kunnen niet eens wachten tot iemand de poort is binnengegaan.’

  
 
De universiteit ligt bijna twee mijl van de hoofdingang af. Eerst heb je de huizen van de professoren, dan botanische tuinen, dan de faculteiten en aan het eind het kantoor van de rector magnificus.
Ik ging naar de rector toe en zei: ‘Ik wil het over die zin hebben, “De Waarheid is God”. Ik ben naar de universiteit gekomen om me in te schrijven maar die zin houdt me tegen.’
Hij zei: ‘Wat! Waarom zou die zin jou tegen moeten houden? Ben je niet van mening dat de waarheid God is?’
Ik zei: ‘Nee, de waarheid heeft niets te maken met God. De waarheid is simpelweg de waarheid. Waarom bent u bezig om achter de waarheid God erin te brengen? De waarheid is niet God. God is een leugen. Dat is de waarheid. U zult mij moeten bewijzen dat God geen leugen is, anders zal ik een andere universiteit moeten zoeken. Het lijkt wel of deze van meet af aan gebaseerd is op leugens.’


 
De oude rector was in een shock. Hij geloofde in God, daarom had hij de zin opgeschreven: ‘De Waarheid is God’. Maar hij zei: ‘Het is moeilijk voor mij om te bewijzen dat God geen leugen is want ik heb God nooit ervaren.’
Toen zei ik: ‘Ik zal me alleen laten inschrijven onder voorwaarde dat die zin van de hoofdingang wordt verwijderd. En als u hem niet verwijdert zal ik hier blijven – ik zal me niet inschrijven maar ik zal elke student, elke professor benaderen om hem dezelfde vraag te stellen die ik u heb gesteld. U vraagt onnodig om problemen. U kunt maar beter die zin verwijderen.’
Hij zei: ‘Daar moet ik eens over nadenken. De mensen zullen vragen: “Waarom haalt u hem weg? Zolang de universiteit bestaat is hij er al.”‘
Ik zei: ‘Daar heb ik niets mee te maken. Als het een leugen is, hoe eerder hij verwijderd is, hoe beter. En wat kunt u ervan vinden? U kent God niet. Hoe gaat u iets vinden van iets wat u niet kent? U kunt maar beter die zin verwijderen.’


 
Hij was een echte heer, hij was het ermee eens om hem te verwijderen. En hij zei: ‘Schrijf jij je maar op de universiteit in. Ik hou van je directheid en ik hou van je oprechtheid. Misschien heb je wel gelijk, maar je hebt niet alleen het bestuur verstoord, maar je hebt mijn hele leven verstoord. Elke ochtend heb ik God aanbeden, maar nu zal ik morgen aarzelen. Ook al ga ik aanbidden, het oude geloof zal er niet meer zijn.’
Ik zei: ‘Geloof is helemaal niet nodig. Wat je nodig hebt is een vertrouwen dat uit je inzicht oprijst, uit je bewustzijn. Dan zullen je conditioneringen overal om gaan vallen naarmate je bewust wordt. Christendom, hindoeïsme, boeddhisme – ze zullen van je waakzaamheid beginnen te verdwijnen. Je zult je eigen identiteit gaan ontdekken, die door zoveel etiketten bedekt is geraakt.’
 
Osho, Light on the Path.