De psycholoog en de priester

Carl Gustav Jung zou gezegd hebben: ‘Ik heb in mijn leven duizenden patiënten geobserveerd en dit is een van mijn belangrijkste conclusies geweest — dat mensen die na hun tweeënveertigste of daaromtrent bij mij komen, niet echt lijden aan psychologische problemen maar lijden aan religieuze problemen.’
Ik ben het helemaal met Jung eens — dat is het moment waarop iemand zich plotseling bewust wordt van de dood. Net zoals iemand op veertienjarige leeftijd zich plotseling bewust wordt van seks, en seks belangrijk wordt, en seksuele fantasieën vanuit alle hoeken en kanten op hem afkomen, en elk ding een seksuele kleur begint te krijgen – de kleding, de manier waarop hij loopt, de manier waarop hij praat, de manier waarop hij eruit ziet – alles begint een seksuele tint te krijgen. Net zoals je op tweeënveertigjarige leeftijd de dood plotseling voor het eerst tegenkomt. Het leven begint neer te gaan. Je moet klaar zijn voor de tweede fase van het leven. En de moderne maatschappij bereidt mensen niet voor op de tweede fase.


Carl Gustav Jung (1875-1961)

Op school, middelbare school, universiteit – bijna vijfentwintig jaar lang – word je voorbereid op het leven. Je hebt geleerd hoe je moet leven, maar je hebt helemaal niet geleerd hoe je moet sterven. En de dood is het hoogtepunt van het leven. Het is een grote kunst.
Religie is de kunst van de dood – hoe je vreugdevol sterft, hoe je sterft met halleluja op je lippen, hoe je dansend sterft. Hoe je de kwaliteit van de dood moet transformeren in de kwaliteit van samadhi. Hoe je de ervaring van de dood moet transformeren in de ervaring van verbondenheid met het goddelijke.

Rond je tweeënveertigste begint religie ineens belangrijk te worden. En de moderne mens accepteert dat niet, dus ontstaan er duizend-en-één problemen. Jung heeft gelijk: mensen lijden aan iets dat niet psychologisch is maar religieus. Ze hebben een begrip nodig dat hen kan helpen om de dood te doorstaan. Ze hebben een bepaald besef nodig van de onsterfelijkheid van de ziel. Ze hebben iets nodig dat geen deel uitmaakt van het lichaam maar van het hiernamaals, zodat ze erop kunnen vertrouwen. Ze hebben een boot nodig zodat ze naar de overkant kunnen varen als ze het lichaam verlaten.

De psychologen worden zich ervan bewust dat de problemen van mensen fundamenteel religieus zijn, dus wenden ze zich tot goeroes. En de priesters en de goeroes, die zien dat hun oude theologie, hun oude goden, gewoon uit de mode zijn, niemand is meer geïnteresseerd in die oude goden en oude geschriften… mensen zeggen misschien niets uit beleefdheid, maar zodra je het woord ‘god’ in de mond neemt, beginnen mensen zich een beetje te schamen. Ze gaan opzij te kijken. Ze willen het onderwerp helemaal vermijden. Ze willen niets horen over engelen en hemel en hel. En ze zijn al helemaal niet geïnteresseerd in die zogenaamde grote theologische problemen van jou over hoeveel engelen er op één speldenpunt kunnen dansen. Deze dingen zien er nu stom uit. De mens is over dit alles heen gegroeid. Dit zijn katers.

Er doet zich dus een vreemd fenomeen voor. Maar onthoud, als de priester over psychologie praat, ziet hij er dom uit, omdat hij alleen maar via de achterdeur religie probeert binnen te brengen. Hij kan geen andere bewijzen vinden, dus nu doet hij een beroep op de psychologie. En de psychologie kan geen bewijzen geven voor religie. Dus alle bewijzen die hij via de psychologie verzamelt, zijn slechts denkbeeldig, kunstmatig, willekeurig, op de een of andere manier gemanipuleerd, snijden geen hout. Hij ziet er dom uit.

 En zo is het ook met de psychotherapeut die zich tot goeroe ontpopt – want alleen door kennis kun je niet een meester worden: je zult in je wezen moeten groeien. Geen universiteit kan je daar klaar voor maken. Je zult in jezelf moeten gaan; je zult een lange weg moeten afleggen in je minderwaardigheid.
Dus alles wat de psycholoog of de psychotherapeut over religie zegt, blijft kale, loutere filosofie. Zijn persoonlijkheid geeft er geen blijk van.

Osho: The Perfect Master, Vol 2 #2

Afbeelding: Wikimedia Commons.