De monnik en de prostituee

Als heiligheid niet de onschuld krijgt als van een kind, is het gewoon een zondaar die zich verstopt achter een masker.
Ik heb eens gehoord over een oude vrouw. Dertig jaar lang had ze een boeddhistische monnik gediend, had ze alles voor die monnik gedaan. Ze was gewoon als een moeder en discipel tegelijk.
En de boeddhistische monnik mediteerde en mediteerde en mediteerde.

Op de dag dat de oude vrouw op sterven lag, riep ze een prostituee uit de stad bij zich en zei: ‘Ga naar de hut van die monnik. Ga de hut binnen, dicht bij hem, streel die monnik en vertel me hoe hij reageert. Vannacht ga ik sterven en ik wil echt weten of ik een man heb gediend die onschuldig is. Ik ben er niet zo zeker van.’
De prostituee werd bang. Ze zei: ‘Het is zo’n goede man, zo heilig, we hebben nog nooit zo’n heilige man gezien.’ Zelfs de prostituee voelde zich schuldig om daar deze man aan te gaan raken, maar de oude vrouw kocht haar om. Ze ging erheen, ze deed de deur open. De monnik zat te mediteren. Het was middernacht. Er was niemand in de buurt in dat afgelegen gebied. De monnik deed zijn ogen open, keek de prostituee aan, sprong op en zei: ‘Waarom kom je hier binnen? Ga weg!’ Hij beefde over heel zijn lichaam. De prostituee kwam dichterbij. De monnik sprong zijn hut uit en riep: ‘Die vrouw probeert me te verleiden!’

De prostituee keerde terug bij de oude vrouw, vertelde haar het hele verhaal en de oude vrouw stuurde haar bedienden erop uit om de hut van de monnik af te branden.
Ze zei: ‘Deze man is niets waard, hij heeft de onschuld nog niet bereikt. Hij is misschien wel heilig, maar zijn heiligheid is lelijk. Ze is gemanipuleerd. Waarom ziet hij zo snel een prostituee? Er kwam een vrouw binnen, geen prostituee. Waarom moest de gedachte in hem opkomen dat zij was gekomen om hem te verleiden? Hij had zich op zijn minst als een heer kunnen gedragen. Hij had kunnen zeggen: “Kom binnen, ga zitten, waarom ben je hier gekomen?” Hij had op zijn minst een beetje medeleven kunnen tonen.
En ook al had ze hem omhelsd, waar zou hij bang voor moeten zijn? Dertig jaar lang loopt hij mij te vertellen: “Ik ben het lichaam niet.” Als hij niet het lichaam is, waarom moet hij dan zo bang zijn voor dat lichaam? Nee, zijn heiligheid is gecultiveerd, het is een pose. Het komt niet van binnen uit, het komt van buiten uit. Hij heeft het allemaal wel mooi voor mekaar, maar van binnen is hij niet onschuldig, is hij niet als een kind.’

Osho, Roots and Wings -Talks on Zen, pp. 226 – 228.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.