Het volgende is een citaat uit een toespraak van Osho,
terug te zien op Osho TV On Demand: I Am That #12.
Het werk van een meester is echt verleidingswerk: hij verleidt je naar het onbekende. Er is geen andere manier. Enkel verleiding kan behulpzaam zijn. Je kunt niet overtuigd worden door het onbekende; waar je ook overtuigd van kan worden zal altijd het bekende zijn. Je hebt er niet van geproefd, je hebt er zelfs niets over gehoord, je hebt geen idee wat het is.
Ik kan je overtuigen van datgene waar je reeds enig idee van hebt, maar het onbekende is absoluut onbekend – en niet alleen onbekend, het is ook onkenbaar. Er is geen manier het te kennen want het is de intrinsieke kwaliteit van de kenner zelf. Het wordt nooit het gekende; het is onmogelijk het gekende te worden. Hoe dieper je er ingaat, des te meer realiseer je dat het niet slechts het ongekende is maar het onkenbare want het betreft het centrum van de kenner zelf. Hoe kan de kenner zelf het gekende worden? Dat is onmogelijk; de kenner zal altijd buiten het gekende staan, voorbij aan het gekende zijn.
Vandaar dat het werk van een meester daadwerkelijk verleiding is. Hij lokt je, hij fascineert je, hij belooft je gelukzaligheid, waarheid, vrijheid – hij geeft het vele namen. Hij zet je in vuur en vlam van verlangen. Er komt een moment dat het verlangen zo intens en gepassioneerd is dat je de sprong waagt. Het is werkelijk gek! Geen logisch mens kan het doen.
Vandaar dat ik langzaam je gehechtheid aan logica moet vernietigen. Ik moet je energie van het hoofd naar het hart verschuiven, want het hart is onlogisch en vanuit het hart is er een mogelijkheid, een brug, een regenboogbrug naar het onbekende en uiteindelijk naar het onkenbare.
Vandaar dat het woord ‘verleiding’ daadwerkelijk het hele werk van al de Boeddha’s beschrijft. Maar de mensen die te zeer gehecht zijn aan logica kunnen niet verleid worden. Als ze eerst vragen overtuigd te worden, dan is er geen manier. Als ze naar bewijzen vragen, dan is er geen manier. Als de meester zelf het bewijs is, dan is er een manier. Als de tegenwoordigheid van de meester genoeg is om je de vreugde te geven in het avontuur te gaan, als de tegenwoordigheid van de meester zelf je moed geeft om in het onbekende te gaan, alleen dan kan ooit de reis beginnen.
Een ding is zeker: als de reis eenmaal begint kun je niet terugkeren. Een reis begonnen, dan is al het halve werk gedaan; eenmaal begonnen moet het de climax bereiken. Alleen het beginnende deel is het moeilijkste deel.
Vandaar dat ik moet spreken over de wonderspiegels en ik moet deze wonderspiegels aanprijzen; ik moet steeds vertellen welke grote extase ze je gaan geven. Je bent niet geïnteresseerd in meditatie, je bent niet geïnteresseerd om naar je oorspronkelijk gezicht te kijken, maar je bent zeker geïnteresseerd om extatisch te zijn.
Maar als je voor de eerste keer de spiegel in je hand neemt geeft het je doodsangst, geen extase, want je moet al dat wat lelijk in je is onder ogen zien, want het lelijke is aan de oppervlakte. Maar als je eenmaal het lelijke hebt gezien laat het je niet meer los. Dat is de enige hoop, want niemand kan op zijn gemak zijn met zijn lelijkheid. Als het eenmaal gezien is, moet je het wel vernietigen, je moet al de maskers die lelijk zijn verwijderen, je moet de hele huid die lelijk is afpellen. En achter de oppervlakte zit een enorme schoonheid. Achter de maskers – en er zijn veel maskers – is je oorspronkelijk gezicht niets anders dan Gods eigen gezicht. In je oorspronkelijkheid ben je niet verschillend van God; in je persoonlijkheid ben je afgescheiden.
Zie ook de pdf: I Am That #12