De koning die de dood probeerde te ontlopen

Waar je ook gaat, de dood zal altijd op je staan te wachten.
Ik heb eens een beroemd verhaal gehoord, een soefi verhaal.
Er was eens een koning. Hij droomde ’s nachts van de Dood. Hij werd er bang van. Hij vroeg: ‘Wat is er aan de hand? Waarom maak je mij zo bang?’
De Dood zei: ‘Ik kom je vertellen dat ik je morgen bij zonsondergang kom halen, dus maak je klaar. Het is gewoon uit medelijden, zodat je je kunt voorbereiden.’
De koning was zo geschokt, hij kon er niet meer van slapen. Het was midden in de nacht, hij riep zijn ministers bijeen en zei: ‘Zoek mensen die de droom kunnen interpreteren, want de tijd dringt. Misschien is het wel waar!’
Toen kwamen de droomduiders, maar zoals dat altijd gaat met droomduiders, het waren grote geleerden. Ze kwamen met veel grote boeken aanzetten en ze begonnen te discussiëren, te redetwisten en te argumenteren. En de zon begon op te komen, de morgen brak aan. Toen kwam een oude man, een groot vertrouweling en dienaar van de koning, naar de koning toe en fluisterde hem in het oor: ‘Doe niet zo dwaas! Deze mensen zullen altijd blijven bekvechten maar ze zullen er nooit uitkomen.’
Nu deed iedereen zijn best om zijn interpretatie door te drukken en de koning was meer dan ooit in verwarring. Daarom vroeg hij aan de oude man: ‘Wat moet ik dan doen?’
Hij zei: ‘Laat ze maar verder discussiëren. Ze komen er toch niet zo gauw uit en de zon zal wel ondergaan, want als hij eenmaal op is gegaan duurt het niet lang meer tot hij ondergaat. Luister liever naar mijn raad en vlucht weg, vlucht in ieder geval weg uit dit paleis. Ga ergens anders heen! Zorg dat u tegen de avond zover mogelijk hier vandaan bent.’

Dat klonk logisch. De koning had een heel snel paard, het snelste ter wereld. Hij maakte zich uit de voeten, hij vluchtte weg. Honderden mijlen had hij afgelegd. Tegen de tijd dat hij een bepaalde stad had bereikt begon de zon net onder te gaan. Hij was heel opgelucht. Hij gaf zijn paard een klopje en zei: ‘Je hebt het heel goed gedaan, we zijn een heel eind gekomen.’
Maar net toen hij zijn paard een klopje gaf voelde hij ineens dat er iemand achter hem stond. Hij keek achterom – precies de schaduw van de Dood. En de Dood moest lachen. Toen zei de koning: ‘Wat is er? Waar moet je om lachen?’
 De Dood zei: ‘Ik maakte me al zorgen omdat het was voorbestemd dat je onder deze boom zou sterven – en ik maakte me zorgen hoe je dat nou voor mekaar zou krijgen. Dat paard van jou is echt geweldig! Hij heeft het goed gedaan. Laat mij je paard ook eens een klopje geven. Daarom verscheen ik in je droom: ik wilde dat je uit het paleis zou ontsnappen, want ik maakte me echt zorgen hoe dat nou zou moeten, hoe je hier zou kunnen komen. Het paleis leek me zo ver weg en er was nog maar één dag te gaan. Maar je paard heeft het goed gedaan, je bent op tijd gekomen.’

Osho: The Discipline of Transcendence – Discourses on the forty-two sutras of Buddha, Volume 3, p 145-146.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com. 
Foto’s:
Koning te paard: i.pinimg.com.
Zonsondergang: androidguys.com.