Als je muziek maakt, danst, schildert, schrijft, enzovoort, ben je dan scheppend bezig om iets te krijgen of omdat je iets hebt?
Ik moet aan Akbar denken, een van de keizers van India.
Hij was tijdens zijn leven –Akbar Namah is zijn autobiografie- erg geïnteresseerd in allerlei creatieve geesten. Hij had aan zijn hof de grootste dichters van het land verzameld, de wijste mensen van het land, de grote zangers, de grote musici, de grote dansers. Zijn hof moet een van de rijkste hoven zijn geweest die een keizer ooit heeft gehad.
Zijn hof-musicus was Tansen en men was van mening dat Tansen nog nooit was overtroffen. Zijn muziek was magisch, had een hypnotische kracht en Akbar kon er maar niet genoeg van krijgen om elke dag naar hem te luisteren.
Mian Tansen, geboren 1493 of 1506, gestorven 1586 of 1589, Calcutta Gallery.
Op een dag, laat in de nacht, toen hij het paleis verliet, zei Akbar tegen Tansen: ‘Tansen, ik heb dit nog nooit tegen je gezegd, maar de gedachte is vaak bij me opgekomen… ik kan me niet voorstellen dat iemand jou als musicus kan overtreffen. Maar vergeef me… de gedachte komt bij me op dat als jouw leraar nog leeft, dat ik hem die jou muziek heeft geleerd graag zou willen zien, waarmee jij door deze discipline heen bent gegaan. Wie weet, misschien is jouw leraar een nog grotere musicus. Hoewel ik me niet kan voorstellen op wat voor manier hij jou zou kunnen overtreffen.’
Tansen zei: ‘Mijn leraar is nog in leven en u kunt het zich misschien niet voorstellen, maar ik ben gewoon als stof onder zijn voeten. Ik peins er zelfs niet over om mezelf met hem te vergelijken. Die afstand is te groot.’
Laat 16e-eeuws portret van Akbar (1542-1605) van Manohar.
Akbar raakte erg opgewonden en zei: ‘Laat hem naar het hof komen, we zullen hem welkom heten, we zullen hem belonen, we gaan een feest vieren!’
Tansen zei: ‘Dat zal moeilijk gaan, want hij is een sannyasin en hij woont hier gewoon vlakbij het paleis, in een klein hutje aan de Yamuna rivier. Zijn naam is Haridas en hij zingt nooit, speelt nooit, als het niet spontaan gebeurt. Niet als erom gevraagd wordt. Dus dat wordt heel lastig. Als u echt geïnteresseerd bent, dan moeten we vroeg in de ochtend naast zijn hutje gaan zitten, om drie uur, want dat is de tijd dat hij opstaat en een bad in de rivier neemt. Dan -hij heeft een beeldje van de godin van wijsheid- gaat hij voor het beeldje spelen. Op dat uur is er verder geen publiek. En u zult zich achter de hut moeten verstoppen, in de bomen, want als hij erachter komt dat er iemand zit te luisteren gaat hij misschien niet zingen, gaat hij misschien niet op zijn instrumenten spelen. Het is een gekke kerel!’
Maar wie heeft er ooit van gehoord dat grote creatieve geesten iets anders dan gek kunnen zijn? Ze hebben een bepaalde gekte, ze zijn in de ogen van de wereld geestelijk niet gezond.
Akbar was er zo opgewonden van dat hij zei: ‘Vannacht gaan we erheen. Ga niet naar huis. Blijf hier slapen en om drie uur zullen we naast die hut staan.’
Akbar kijkt toe terwijl Tansen les krijgt van Swami Haridas.
Denkbeeldige situatie, weergegeven in Mogol miniatuurschildering (Rajasthani stijl, ca. 1750).
Een keizer, een groot keizer -hij regeerde over heel India- ging als een dief naar muziek luisteren! En toen hij het gehoord had, Tansen kon zijn ogen niet geloven, stroomden de tranen langs Akbar’s wangen, gewoon van blijdschap en extase.
Toen ze terugkwamen zei Akbar tegen Tansen: ‘Als jouw muziek magisch is, is Haridas’ muziek een wonder. Maar waarom is er zoveel verschil? Tot nu toe had ik het ondenkbaar geacht dat iemand een groter musicus kon zijn dan jij. Nu ben ik van mening dat je nergens bent. Die arme sannyasin, jouw meester, heeft iets wat heel ongrijpbaar is. Maar het heeft mijn denken tot staan gebracht. Ik ben heel de tijd vergeten. Ik ben vergeten dat ik een groot keizer ben.
Die paar momenten zijn de mooiste momenten van mijn leven geweest. Wat is de reden waarom jij die hoogten niet kunt bereiken?’
Je moet het antwoord goed onthouden.
Tansen zei: ‘Het is heel simpel. Ik zing, ik speel op instrumenten, om iets van u te krijgen. Ik ben een bedelaar. Er zit hebzucht in mij. Ik verkoop muziek. Ik zing omdat ik iets wil krijgen. Hij zingt omdat hij iets heeft. Hij is een keizer. Zijn lied komt uit de volheid van zijn hart, niet uit hongerige hebzucht. Zijn muziek wordt uit zijn overvloedige liefde geboren. Om geen andere reden, uit pure blijdschap, gewoon zoals geur uit bloemen voortkomt. Ze is niet te koop, dat is wat het verschil uitmaakt.
Ik ben een groot technicus. Ik heb heel zijn techniek geleerd, er zit geen zwakke plek in mijn techniek. Maar mijn hart is leeg. Ik heb die extase niet gekend, ik heb dat wezen niet ervaren, ik ben niet door het goddelijke aangeraakt. Hij is absoluut krankzinnig. Hij is dronken van het goddelijke en de muziek komt niet voort uit enige inspanning, maar vanuit iets spontaans wat uit hem komt. Daarom kunnen we het niet opeisen.’
Osho, Zarathustra, a God that can Dance – Talks on Friedrich Nietzsche’s ‘Thus spoke Zarathustra’, pp. 246-248.
Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.
Afbeeldingen:
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/6/6e/Mia_Tansen_by_Lala_Deo_Lal.jpg/220px-Mia_Tansen_by_Lala_Deo_Lal.jpg
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/0d/Portrait_of_Akbar_by_Manohar.jpg
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7/75/Akbar_and_Tansen_visit_Haridas.jpg