Carl Gustav Jung

Jung wilde naar Egypte om de oude mummies van koningen en koninginnen te zien, dode lichamen die drieduizend jaar oud waren. Maar hij was erg bang voor de dood en dode lichamen. Hij boekte het ticket twaalf keer, en elke keer vond hij een excuus: ‘Ik heb koorts,’ of, ‘Er is dringend werk aan de winkel.’ En hij wist het. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Ik wist dat het allemaal een excuus was. Ik vermeed het om naar Egypte te gaan, maar hoe meer ik het vermeed hoe meer het me aantrok — alsof ik moest gaan, het was een uitdaging voor mijn mannelijkheid. Dus ik boekte opnieuw, en ik verzamelde moed, en ik probeerde mezelf ervan te overtuigen dat er niets is om je zorgen over te maken — het zijn dode lichamen, ze kunnen je niets doen. Ze zijn daar in de musea. Duizenden mensen zien ze elke dag. Waar ben je bang voor?’
Maar argumenten volstaan niet. Hij is er nooit in geslaagd Egypte te bereiken – en dat was maar een paar uur vliegen.

   Carl Gustav Jung (1875–1961)

Hij kwam wel naar India, en hij bezocht alle universiteiten van India. Hij was hier drie maanden. Maar hij wilde niet naar één man gaan, waar hij heen moest: hij wilde niet naar Shri Raman Maharshi gaan. In elke universiteit werd gesuggereerd dat hij zijn tijd verspilde: ‘U bent gekomen om de Oosterse benadering te begrijpen, maar wij zijn allemaal Westers geschoolde psychologen in de psychologische afdelingen van de Indiase universiteiten. U verspilt gewoon uw tijd. Deze mensen kunnen in het Westen of in het Oosten zijn opgeleid, maar hun opleiding is Westers; zij weten niets van het Oosten. Maar toevallig is er iemand – hij weet niets van psychologie, hij is absoluut ongeschoold, maar hij vertegenwoordigt het Oosten. Deze man heeft de ultieme vluchten van meditatie ervaren. Je hoeft alleen maar naast hem te gaan zitten.’ Hij ging naar Madras, maar hij wilde niet naar hem toe. Het was maar twee uur reizen van Madras, maar hij wilde niet gaan. En hij was naar India gekomen om te begrijpen wat de Oosterse houding tegenover psychologie was!

Osho, Beyond Enlightenment # 24

Carl Gustav Jung heeft de mens in tweeën verdeeld: de extraverte en de introverte wezens. Zijn categorisering is relevant voor het verleden maar zal nutteloos zijn voor de toekomst, want de toekomstige mens zal beide samen zijn. In het verleden hebben wij altijd op deze manier gecategoriseerd, maar de toekomstige mens zal geen man en geen vrouw zijn. Ik zeg niet biologisch – biologisch zal de vrouw een vrouw zijn, en de man een man — maar geestelijk zal de toekomstige man evenveel vrouwelijke kwaliteiten hebben als de vrouw, en de vrouw zal evenveel mannelijke kwaliteiten hebben als de man. Geestelijk zullen ze nooit meer als man of vrouw worden bestempeld. En dat zal de echte bevrijding zijn – niet alleen de bevrijding van vrouwen, maar ook de bevrijding van mannen: bevrijding van keurslijven, bevrijding van beperkende categorieën, bevrijding van alle labels.

Osho, Be Still and Know # 1

Carl Gustav Jung zei altijd tegen zijn patiënten dat ze moesten schilderen. En veel krankzinnigen hebben werkelijk prachtige schilderijen gemaakt. Maar, zeker, die schilderijen zijn krankzinnig! Hoe kan een krankzinnig persoon een gezond schilderij schilderen? Het kan een zekere eigen schoonheid hebben – de schoonheid van krankzinnigheid – het kan een bepaalde verhouding hebben, een bepaalde rangschikking van kleuren, of het kan zelfs een bepaalde visie hebben, maar iets van zijn krankzinnigheid ligt daar zeker op de loer. En Jung werd zich er langzaam van bewust dat door te schilderen krankzinnige mensen enorm geholpen kunnen worden — schilderen kan een therapie worden. En, zeker, hij heeft gelijk. Als je je nachtmerries kunt schilderen, word je er vrij van. Het is een uitdrukking! Expressie brengt altijd vrijheid. Onderdrukking brengt slavernij, expressie brengt vrijheid. En dit is een van de mooie manieren om je uit te drukken, om te schilderen.

Osho, The Dhammapada: The Way of the Buddha # 8

De wet van synchroniciteit is een van de grootste bijdragen van Carl Gustav Jung aan de moderne mensheid. Wetenschap is gebaseerd op de wet van causaliteit. De wet van causaliteit is mechanisch. Je verhit water tot honderd graden — het verdampt. Waar je het verwarmt doet er niet toe — in de tempel, in de kerk, in de moskee, het doet er niet toe; in India, in Tibet, het doet er niet toe. Als je water verhit tot honderd graden, verdampt het; het water heeft er niets over te zeggen. Nee, het water heeft geen keus. De wet is mechanisch, het is oorzakelijk. Als je de oorzaak creëert, moet het gevolg volgen. En dat is zonder enige uitzondering.

Vanwege deze wet van causaliteit kan de wetenschap niet geloven in het bestaan van de ziel, in het bestaan van het bewustzijn, in het bestaan van God — omdat dit niet-mechanische fenomenen zijn. De methodologie zelf van de wetenschap verhindert haar deze te aanvaarden; zij kunnen niet in de wetenschappelijke wereld worden opgenomen. Zij zullen deze verstoren, zij zullen haar hele bouwwerk vernietigen. Ze moeten buiten gehouden worden — God, ziel, bewustzijn, liefde — ze moeten allemaal buiten de tempel van de wetenschap gehouden worden. Ze kunnen niet binnengelaten worden. Ze zijn gevaarlijk: ze zullen de hele structuur saboteren. Ze zijn a-causaal. Maar ze moeten een andere wet volgen. De eer gaat naar Carl Gustav Jung. De wet is al eeuwenlang bekend, maar niemand had hem precies benoemd.
Hij noemde het ‘de wet van synchroniciteit’.

Osho, The Fish in the Sea is not Thirsty # 3