Broeder Bernardus: God valt niet te bewijzen

Broeder Bernardus, de 51-jarige abt van het klooster Koningshoeven in Berkel-Enschot, doet in een interview in de Volkskrant van 13 mei jl. zeer bijzondere uitspraken over het spirituele mens-zijn. ‘God valt niet te bewijzen. Hij is er of hij is er niet,’ aldus broeder Bernardus.
‘We staan in een traditie van meer dan tweeduizend jaar bezig zijn met vragen van stilte, meditatie en gebed. Maar dan moeten we snel wegkomen van het institutionele, rationele geloof, en terug naar het ervaren, de mystieke stroming van het christendom. We moeten terug naar het ervaren van het goddelijke.

 
een traditie van meer dan tweeduizend jaar 

In mijn gevoel wordt ons met het leven vooral ruimte geboden, vrijheid.  Het is aan ons te ontdekken dat wij die hebben, dat we daarmee aan de slag mogen gaan, wat vervolgens zin geeft aan het leven. In die ruimte speelt voor mij de relatie met het goddelijke de hoofdrol.
Ik zie het leven niet’, zegt hij, ‘als een vervelende tussenruimte, waarin je van god weg bent, waarna het na de dood allemaal goed komt. Nee, god geeft mij die ruimte nú, daarin wil ik die eenheid met god beleven. Voor mij is dat het hoogste geluk, het dient een gelukkig leven.
Veel gelovigen denken dat ze niet gelukkig mogen zijn en dat geluk pas na de dood aan de orde is. Maar de eenheid van mens en God is iets wat je alleen kunt ervaren. Voor mij is God nooit een man op een wolkje met een lange baard geweest. Mijn godsbeeld wordt bepaald door wat ik als misdienaar ooit op de koorkap van de priester zag staan: Deus Caritas Est, God is Liefde…  en daar gaat het mij nog altijd om. Toen ik 10 jaar was, had ik mijn eerste godservaring. In de kapel werd ik tijdens het gebed overvallen door het gevoel dat ik werd opgenomen in iets zo groots dat het me een enorm vredig en vreugdevol gevoel gaf. Maar het had ook iets angstaanjagends, want het was alsof er geen enkele afstand, geen enkele grens meer was tot alles om mij heen – de mensen, het gebouw, de natuur. Alsof er geen “ik” meer was, een soort samensmelting van alles. Die eenheidservaring  maakte dat God mij als een magneet aantrok. Die godservaring heeft zich een enkele keer herhaald. Het is als een verliefdheid die uitgroeit tot liefde met zijn ups en downs. Contemplatie en gebed helpen dan weer om op dat spoor van de liefdesrelatie te komen.

God valt niet te bewijzen. In de theologie zijn pogingen tot empirische godsbewijzen ondernomen, maar dat is onzin: hij is er of niet, je voelt zijn aanwezigheid of niet. De wetenschap maakt niet dat ik iets ervaar. Het gaat niet over ons intellect, maar onze ervaring. Je moet altijd zoeken naar een balans tussen beide.
Dat natuurwetenschappers de zin van het leven zien in de overdracht van het genenpakket, de voortplanting, is wel erg mager. Ik houd het op de ruimte die je in vrijheid kunt beleven, dus hoe je in het leven staat.
Toen ik abt werd, koos ik de spreuk: “Zoek God en leef!” Mijn zoeken in het leven zie ik als het zoeken naar waar die echo klinkt. In mijn levensvorm kan ik alle aandacht schenken aan wat ik echt belangrijk vind. Gegrepen door mijn godservaring ben ik bereid andere relaties op te geven.
Het agnostisch standpunt dat we niet kunnen weten of God bestaat, opent veel perspectieven. Maar de agnost staat er wel open voor, zegt alleen het niet te weten. Daar is niets mis mee. Ik zie dat als een vorm van religieuze honger. En die uit zich in het zoeken naar allerlei vormen van spiritualiteit.

   een nieuw licht

Ik visualiseer geen hemelpoort. Veel licht dat is het beeld dat ik heb.. Een nieuw licht, dat staat voor God, die ik me niet als een persoon maar als liefde voorstel. Ik zie het als een persoonlijk licht, zoals die godservaring voor mij ook niet iets algemeens was, maar persoonlijk. De ziel vindt in dat persoonlijke licht zijn nieuwe ruimte. Voor mij is de dood de doorgang naar een ander leven, waar de eenheid met God kan worden beleefd. Terwijl ons lichaam hier achterblijft en vergaat, leeft onze ziel verder. Net zoals we bij hem vandaan zijn gekomen, gaan we ook weer naar hem terug.’

Osho over het goddelijke/God:
‘De zogenaamde heiligen blijven doorgaan te bewijzen dat god bestaat. Het grootste argument dat zij de wereld hebben voorgehouden, is dat de wereld een schepper behoeft, want hoe kan de wereld bestaan zonder schepper. Hij is de vader: hij kent iedereen. Zelfs geen enkel blad valt zonder zijn wil, dus alles is goed. Dit is gemak. Iemand vraagt dan: ‘En wie schiep de schepper?’ En dit is dezelfde logica.
Theïsme en Atheïsme zijn beide betekenisloos. Religie heeft daar niets mee van doen: religie is een ervaring van dat wat is. Noem het bij welke naam dan ook die je kiest om het aan te geven – noem het God, noem het nirvana, noem het XYZ, wat dan ook, het doet er niet toe – maar ervaar het.
Het grootste probleem met de mens is dat hij niet leert. De mens lijkt bijna onvermogend te zijn om te leren. Zij die leren, enkel zij weten.  Wees wat meer alert. Laat elke ervaring je enige kennis geven.
Leren is religieus worden. Het woord ‘discipel’ is prachtig. Het betekent ‘iemand die capabel is om te leren. Het leven is werkelijk je meester. Elk moment is een les. Elke frustratie is een les. Op het moment dat je dingen gaat eigen maken, kom je dichter bij god.
Het is een geweldige reis, het is een eindeloze reis. Hoe meer je leert, hoe meer je bewust gaat worden dat er nog veel meer te leren is. Hoe meer je weet, des te intenser wordt het mysterie. Met kennis openen zich nieuwe deuren, worden nieuwe mysteries opgehelderd. Wees nooit tevreden, totdat god zich aan je openbaart. Laat er grote spirituele ontevredenheid zijn. Alleen zij die voldoende  fortuinlijk zijn om deze goddelijke ontevredenheid in zich te hebben – dat niets minder dan god hen tevreden zal stellen – alleen zij komen er, en niemand anders.’

Een bijdrage van Prem Abhay.